Archive for november, 2011

27 november 2011

Klopt het verhaal van Lex Runderkamp (NOS) over de kerkbrand in El Marinab? [Marinab I]

door Jan Dirk Snel

.:.

Let op: zie ook het tweede naschrift dat op maandag 28 november rond 11 uur is toegevoegd.

.:.

Het NOS Journaal zond op zaterdag 26 november 2011 een reportage van Lex Runderkamp uit vanuit het Egyptische dorp El Marinab (ook wel geschreven als El Mari-Nab) nabij de stad Edfu (of Idfu) in het gouvernement Aswan, waar op vrijdag 30 september 2011 een koptische kerk in de fik gestoken zou zijn, een gebeurtenis die vervolgens tot protesten op 9 oktober in Cairo leidde, waarbij vele doden vielen. Runderkamp noemde een getal van 28.

Koptische kerk van Mar Girgis (Sint Joris) in Marinab in aanbouw. (Foto: Internet Files)

Het verslag van Lex Runderkamp
‘In het dorp blijkt het verhaal toch anders te zijn’, betoogde Runderkamp. Er was helemaal geen bestaande kerk in de fik gestoken, het ging om een kerk in aanbouw. Kortom, het ging om een brand op een bouwplaats. En de kopten in El Marinab, volgens Runderkamp een groep van ongeveer dertig mensen, zouden nooit een eigen kerk gehad hebben. Ook zouden die kopten ‘steeds’ ontkend hebben dat ze een kerk aan het bouwen waren. Ze noemden het een gastenhuis. Pas twee maanden geleden zouden de inwoners ontdekt hebben dat het wel degelijk om een kerkgebouw ging, omdat toen ineens een kerkkoepel op het bouwwerk verscheen.

De kopten beschuldigden jonge moslims van de brand, maar Runderkamp liet iemand aan het woord die beweerde dat de kopten zelf het vuur hadden aangestoken. Die dag zou de gemeente toch al komen om de koepels te verwijderen. In de woning naast de kerk zouden de kopten al autobanden verzameld hebben. En toen moslims hielpen bij het blussen, belden ze de politie en beschuldigden ze de helpers juist van brandstichting.

‘Er is in Egypte geen politie die uitzoekt wie de brand heeft aangestoken’, besloot Runderkamp. ‘We gaan er eigenlijk allemaal blindelings vanuit dat de moslims dat gedaan hebben, maar er zijn echt sterke aanwijzingen dat iedereen – ook de internationale gemeenschap – reageert op verkeerde feiten.’

Twee andere verslagen
Wat die sterke aanwijzingen dan wel zijn, vertelde Runderkamp er niet bij. Je hebt meer nodig dan de gloedvolle bewoordingen van een onbekende meneer Abdallah Ali, die de kopten ervan beschuldigt het gebouw zelf aangestoken te hebben. Het ziet er zelfs naar uit dat Runderkamp zich door enkele dorpsbewoners nogal in de luren heeft laten leggen.

Eigenlijk is het voldoende om naar twee artikelen te verwijzen.
1. Allereerst zijn daar de voorlopige onderzoeksbevindingen, ‘Burning the Dome: AWR Investigates Sectarian Violence in Edfu’, van de Nederlander Cornelis Hulsman, die hij op 2 oktober doorbelde aan Jayson Casper in Cairo, die ze op de site van Arab West Report plaatste. Samen met Lamis Yahya arriveerde Hulsman al een dag na de gebeurtenissen, op 1 oktober dus, ter plaatse.
2. Ten tweede is daar het artikel ‘Trigger for Copts’ anger: El-Marinab Church as a model’ door Sherry El-Gergawi in Al Ahram van 11 oktober. Dat is een uitvoerig en kritisch artikel – ‘facts are stubborn things – dat probeert voorbij inmiddels circulerende geruchten en halve waarheden te komen en dat zo te zien op degelijk onderzoek is gebaseerd. Een versie met commentaar van Hulsman, die enkele opmerkingen iets te veel in het ‘voordeel’ van de koptische visie acht, maar het stuk als betrouwbaar (‘no obvious errors’) typeert, kan men hier vinden (zoek voor de vijftien blokjes met commentaar op ‘CH:’).
Lees vooral die twee stukken. Daar ontleen ik de belangrijkste feiten aan, als ik nu Runderkamps verslag langsloop.

1. Hoeveel kopten?
Eerst maar even een klein vraagje als begin. Runderkamp heeft het over ongeveer dertig christenen. Dat is wel een erg klein aantal voor een gebouw dat net iets meer leek of lijkt te moeten worden dan een onooglijk zaaltje. Sherry El-Gergawi schrijft dat kopten verklaren ‘that 250 of them lived in the village, and not 75 as the extremists claimed’. Hulsman vindt dat een overdrijving:

‘Muslim testimony estimated no more than 30 Christians in the whole village, while Christian testimony varied from between 30-50 families. Testimony from security personnel estimated 70 Christian people.’

Er wordt dus zowel in personen als in gezinnen gemeten. En Runderkamp lijkt zich dus aan te sluiten bij zijn islamitische informanten, maar groot is de koptische gemeenschap in El Marinab in ieder geval niet. De dorpspriester, vader Makarios Boulos, verzorgt ook omliggende dorpen.

2. Nooit een kerk?
Belangrijker is Runderkamps bewering dat de kopten in El Marinab nooit een kerk hebben gehad. Sherry El-Gergawi schrijft dat de kerk van Mar Girgis, de Heilige Joris dus (denk aan de grote kerk in Amersfoort), altijd een kerk is geweest en geen gastenhuis: ‘Copts have worshipped on the premise in this house of God since as far back as 1949.’ Hulsman tekent daarbij aan:

‘What constitutes a church — a building with a formal license? If that is the case then many houses of worship, both churches and mosques, do not meet that criterion. But if the criterion was that prayers were held, which were, furthermore, known in the entire community then this indeed was a church.’

In het verslag van zijn eigen bevindingen staat:

‘The attacked structure used to be the home of the now deceased Mu‘awwad Yūsuf, who bequeathed it to his son who is no longer resident in the village. Muslims presented official documents stating the building to be a residence (manzil) and apartment (shiqqa), while Christians presented official documents stating its approval as a church. Christians also offered photos prior to the attack demonstrating the inside of the building functioned as a church, but from the outside there were no signs of distinctive church architecture. Arab West Report obtained copies of all documents and will proceed to investigate further.’

De bewering van Runderkamp heeft dus enige grond, maar is niet volledig. Het gebouw op die plek functioneerde allang als een kerk – er wordt elders ook over zeventig jaar of over 1940 of over een onbepaalde lange tijd gesproken –, kopten konden kennelijk officiële documenten overleggen, maar nadat het pand bouwvallig was geworden, kregen ze toestemming een nieuw gebouw op te richten. Wat dat zou worden, moet de volgende vraag zijn.

3. Kerk of gastenhuis?
Dan de vraag of de kopten ‘steeds’ ontkend hebben dat ze een kerk aan het bouwen waren. Wat ze zo op straat zeiden, weten we niet. Maar het artikel in Al Ahram beschrijft hoe ze in september 2010 een verzoek indienden om de kerk te mogen renoveren, omdat het gebouw er kennelijk zo slecht aan toe was dat er instortingsgevaar dreigde. Een commissie van het gouvernement in Aswan deelde na inspectie mee dat restauratie niet zou helpen en dat ze beter een nieuw gebouw konden oprichten. De autoriteiten in Cairo gaven daarop aan geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van vergunning voor nieuwbouw. In mei werd er een bouwvergunning afgegeven voor de bouw van de kerk van Mar Girgis. Het ging nadrukkelijk om een kerk en niet om een gastenhuis. Sherry El-Gergawi schrijft:

‘After obtaining the license, Copts began to rebuild the church with concrete foundations, which would sustain a second floor, as well as a dome, in accordance to building permits obtained.’

Als dat klopt en er een koepel in de tekeningen was opgenomen, dan betrof de vergunning niet alleen een gebouw dat als kerk zou gaan dienen, maar ook als zodanig herkenbaar zou zijn.

Runderkamp voert in zijn reportage een zekere ‘vader Salib Aldik’ op, volgens hem de ‘hoogste kopt uit de regio’. Het ligt er dan wel aan hoe je dat laatste begrip opvat, want op zich zou je zeggen dat dat uiteraard Anba Hedra (ook wel: Hidra), de bisschop van Aswan, is. Merkwaardig is dat de opgegeven naam nergens in Google te vinden is. Maar Runderkamp doelt kennelijk op vader Salib Elias, die ook wel simpelweg als vader Salib wordt aangeduid, en die volgens verslagen inderdaad de vertegenwoordiger van de bisschop voor de omgeving van Edfu is. Let op wat deze priester in het NOS-verslag volgens de ondertiteling zegt:

‘Wij kunnen een afspraak maken: wij noemen het een ontmoetingsplek. En als het toch een kerk blijkt te zijn hebben jullie het recht om hem te vernietigen.’

De datering van dit fragment is, althans voor mij, enigszins lastig. Op vrijdag 2 september – dat is dus inmiddels bijna drie maanden geleden en niet twee – was er ‘verzoeningsbijeenkomst’ van lokale moslims en kopten, waar het persbureau AINA een week later over berichtte, toen de zaken inmiddels behoorlijk uit de hand waren gelopen. De titel luidde dan ook: ‘Muslims Blockade Christian Village in Egypt, Demand Demolition of Church’. De koptische vertegenwoordigers stemden daarbij in met de eis dat er geen kerkklokken, uitwendige kruisen of luidsprekers zouden worden aangebracht. Maar op dinsdagavond 6 september, meldt het bericht, verzamelden dezelfde moslims zich weer bij de kerk, waarbij ze nu de verwijdering van de zes kleine koepels verlangden en eisten dat de kerk een gastenhuis of zoiets genoemd zou worden. Het bericht zegt vervolgens:

‘Early this morning two army tanks arrived at the village, manned by officers. The military governor paid a visit to the village today together with area heads of security to solve this crisis.’

Omdat het bericht op vrijdag 9 september net na middernacht is geplaatst, lijkt het te gaan om donderdag 8 september. En het fragment zou van de bijeenkomst die dag kunnen zijn. (Hier is een fragment van een minuut en eenentwintig seconden en hier vindt men nog vele langere fragmenten van een tv-programma waarin het over de bijeenkomst gaat. Ik kan geen Arabisch, maar heb de fragmenten gevonden door de naam van vader Salib Elias via Google Translate naar het Arabisch over te laten zetten en die zoekterm vervolgens in te geven. De fragmenten zijn bij mijn weten allemaal vanaf 1 oktober, dus na de brandstichting, geplaatst, maar de bijeenkomst moet zeker ruim daarvoor plaats hebben gevonden. Ik denk dus op 8 september of daaromtrent.)

Het AINA-verslag en het fragment dat Runderkamp toonde, maken in ieder geval duidelijk dat vader Salib niet maar zo een ‘speech’ hield, zoals Runderkamp zegt, maar in een confrontatie met lokale moslims en bestuurders kennelijk een concessie deed. Je kunt dat zien: hij maakt ter plekke een afspraak. Dat impliceert dus meteen dat het volgens hem tot dusverre wel degelijk om een kerk ging, maar dat hij op dat moment bereid is met een andere benaming akkoord te gaan.

Het AINA-verslag, dat dus van (ruim) drie weken voor de brandstichting is, zegt:

‘They listened to the Muslims, who insisted the previous church was not a church, but a hospitality home. The Coptic side was represented by Father Makarious Boulos, Father Salib Elias of the Aswan Coptic Diocese and lawyers representing the church, who presented all valid documents.’

Nadat ze een kleine week eerder het weglaten van klokken en kruisen aan de buitenkant al hadden ingewilligd, waren de koptische woordvoerders nu onder druk bereid om akkoord te gaan met een andere benaming, maar niet met een verandering van het bouwplan. Ze hielden vol dat ze toestemming voor de bouw van een kerk hadden, maar ze wilden het gebouw desgewenst best anders noemen. Let op: ze stemden daarmee alleen in met een terugkeer tot een benaming die het gebouw volgens moslims ook tot dusverre had gehad.

Wat mogelijk wel klopt, is dat de kerk in aanbouw vier meter hoger was dan de negen meter die de bouwvergunning toestond. De bronnen zeggen dat zulke inbreuken in Egypte schering en inslag zijn en dat er kennelijk meestal niets aan gedaan wordt. Maar in dit geval had het gouvernement kennelijk maar weinig tijd gegeven om de ‘fout’ te herstellen.

4. Wie stichtte de brand?
Runderkamp zegt zelf net niet dat de kopten het gebouw eigenhandig in de fik hebben gezet, maar het is wel de suggestie waar de kijker mee blijft zitten. Wie er immers ‘blindelings’ vanuit gaat dat ‘de moslims’ het gedaan hebben, zou volgens hem immers wel eens op ‘verkeerde feiten’ – kunnen feiten trouwens verkeerd zijn? – kunnen reageren. De conclusie kan eigenlijk niet anders zijn dan dat hij die meneer Abdallah Ali met zijn verhaal over de koptische zelfbrandstichting gelooft. Veel andere verdachten blijven er immers niet over.

Dat verhaal nu lijkt vooralsnog ongeloofwaardig. Hulsman berichtte op 2 oktober vanuit El Marinab:

‘Following Friday prayers Muslim youths descended on the church and began to destroy the domes. Christian testimony puts their number at around 3000, while security estimated around 1000 youths. Christians provided pictures and video evidence of the attack. Initial Muslim testimony denied these youths to be from the village, claiming they had come from elsewhere. Security sources disagreed, stating they were indeed village youth, and this was corroborated by Sheikh Habib, imam of a mosque in Mari-Nab.’

Let wel: er was een aanval en Hulsman zegt dat er foto’s en videomateriaal bestaan. En volgens het artikel in Al Ahram zei gouverneur majoor-generaal Mustafa El-Sayed van het district of gouvernement Aswan

‘that the Copts’ mistake was promptly corrected at the hands of Muslims and that should be end of story’.

Runderkamp moet wel heel sterke bewijzen hebben, als hij meent dat zijn versie geloofwaardiger is dan die van de gouverneur en vele journalisten en ooggetuigen. Merk overigens op dat het AINA-bericht van vrijdag 9 september, geplaatst net na middernacht, dus voor de dag begon, al berichtte dat moslims uit het dorp, gesteund door salafisten uit naburige plaatsen, toen al dreigden de kerk na de vrijdagsgebeden te zullen vernielen en als moskee in gebruik te zullen nemen. Het voornemen werd slechts drie weken later uitgevoerd.

Wie googelt, kan nog veel meer berichten vinden. Ik ga die nu niet allemaal navlooien, omdat je dan steeds weer moet bekijken of iemand iets uit eerste hand heeft en van betrouwbare getuigen of dat het bericht meer secundair is. Voorlopig lijkt het erop dat Runderkamp zich beet heeft laten nemen door de zekerheid waarmee enkele moslimse dorpelingen ontkenden dat ze betrokken waren.

5. Geen onderzoek?
‘Er is in Egypte geen politie die uitzoekt wie de brand heeft aangestoken’, besloot Runderkamp zijn reportage. Maar hij vergat daarbij te vermelden dat er wel degelijk onderzoek is gedaan, al zal ik dit punt nu wat snel en niet helemaal volledig afdoen. Maar een paar dingetjes.

Allereerst heeft justitie op zijn minst enig onderzoek gedaan. Hier bijvoorbeeld een tamelijk willekeurig bericht over de koptische paus Shenouda die begin oktober, na de brand en nog voor de Maspero-onlusten, alle relevante papieren vergunningen betreffende de kerk in El Marinab overlegde aan de militaire raad en het kabinet. Dat bericht meldt dat de Egyptische pendant van het Openbaar Ministerie tien moslims had vrijgelaten die na de rellen gearresteerd waren, waartegen een koptische advocaat protest had aangetekend, omdat de vrijgelatenen de kopten bedreigden. Het zegt niets over de schuld, maar op zijn minst geeft het aan dat er een Egyptisch strafvervolgingsorgaan is dat wel iets uitzoekt of althans hoort uit te zoeken.

En dan is er wel degelijk een officiële onderzoekscommissie ingesteld. Human Rights Watch schrijft in een bericht van 15 november over een rapport van 2 november van de ‘National Council for Human Rights (NCHR)’, Egypte’s nationale mensenrechtencommissie, dat die weer weinig vertrouwen had in een ‘government fact-finding committee’:

‘On October 10 the cabinet established a six-member government fact-finding committee headed by Assistant Justice Minister Amr Marwan to “investigate the causes of the Maspero events, the instigators and all those responsible… in addition to investigating the truth of what happened in the village of Marinab, including reviewing the results of the investigations conducted by the public prosecution.”
The committee has thus far visited Marinab on October 12 to investigate the destruction of the church there, one of the reasons for the October 9 demonstration, but has yet to make public its findings and it does not formally have the power to question any members of the military or to access any of the investigations conducted by military prosecutors.’

Ik neem aan dat dit het ‘investigation committee’ is waar Hulsman het in zijn commentaar op het artikel in Al Ahram dat ik aanhaalde, over heeft (al moet hij zich vergissen als hij denkt dat het artikel zich daarop kan baseren, aangezien het stuk van een dag eerder, 11 oktober, is)

Er wordt, anders dan Runderkamp denkt, kennelijk zeker het een ander onderzocht, maar het fijne weet ik niet van de zaak.

Tot slot
Het verslag van Lex Runderkamp roept vele vragen op. Dingen kunnen inderdaad altijd anders zijn dan je denkt. Maar voorlopig valt er voor zijn versie niet veel te zeggen. Het enige dat vast lijkt te staan, is dat de kopten in El Mariban tot dusverre een soort schuilkerk gebruikten – van binnen een volledige kerk, van buiten niet herkenbaar – en dat ze nu een vergunning hadden die door een nieuw gebouw, dat door een dakkoepel wel als kerk herkenbaar was, te vervangen. Daarbij is het mogelijk dat ze wat betreft de hoogte de bouwvoorschriften overtraden. En het lijkt me ook niet op voorhand uitgesloten dat ze met zes kleine koepeltjes het karakter van het gebouw net iets meer accentueerden dan de bouwvoorschriften mogelijk aangaven – maar ik kan daar ook niets hards over zeggen. Ook lijkt het helder dat diverse lokale moslims er grote bezwaren tegen hadden dat in hun dorp een als kerk zichtbaar gebouw zou verrijzen.

Wat we hierbij nauwelijks behandeld hebben, is de dubieuze en ophitsende houding van de gouverneur van Aswan. Voorlopig moeten we er vanuit gaan dat het wel degelijk moslims waren die het gebouw aanvielen en in brand zetten. Runderkamp stichtte meer verwarring dan dat hij liet zien hoe gecompliceerd zaken soms inderdaad kunnen zijn.

.:.

Nawoord. Mijn dank gaat uit naar Jos Strengholt, die wees op het artikel in Al Ahram, dat mij verder op het spoor zette. Hij heeft ook een eerdere versie van dit stuk gelezen, maar de verantwoordelijkheid blijft uiteraard bij mij liggen. Jos stuurde me ook links naar enkele Arabischtalige filmpjes op YouTube, die meer zeggen over de vraag wie de brand gesticht heeft en over het onderzoek – en die (uiteraard) de strekking van dit stuk bevestigen. Na ampel beraad heb ik besloten daar geen links naar op te nemen, omdat ik de teksten zelf niet kan verstaan. Misschien kan hij ze zelf op zijn weblog nog met toelichting publiceren. Het is mogelijk dat hij dit stuk nog aanvult en herschrijft en dan na overleg met mij op zijn eigen weblog plaatst.

Jos Strengholt laat verder nog weten dat hij Kees Hulsman, op wiens bevindingen ik mij nogal verlaat, kent ‘als een buitengewoon zorgvuldige onderzoeker, en dat hij nooit de neiging heeft om christenen in verdediging te nemen.’ Dat is inderdaad de indruk die men krijgt uit het verslag van het onderzoek dat op de eerste dagen van oktober verricht werd. Onbewezen claims worden daarin meteen gesignaleerd, getemperd of weerlegd. Hulsman probeert in alle richtingen kritisch te zijn, zo kan men opmaken uit zijn opmerkingen en vragen.

Ik heb geprobeerd in het bovenstaande verhaal zorgvuldig te zijn, maar ik kan me – op onderdelen – altijd vergissen. Ik heb geprobeerd het zo voorzichtig mogelijk te houden. Maar correcties en aanvullingen verneem ik graag. Ik heb trouwens veel meer berichten op veel meer websites gelezen, maar de verwijzingen in dit stuk wilde ik simpel houden. Het kwam mij voor dat de twee berichten waar ik met name op steun, van groot belang zijn, waarbij dan nog het commentaar van Hulsman op het artikel uit Al Ahram komt. Het is mogelijk dat dit verhaal de komende dag nog verbeterd wordt.

.:.

Eerste naschrift
Het stuk is op 28 november tussen twaalf en half twee ’s nachts iets verbeterd en aangevuld. De belangrijkste inhoudelijke toevoeging betreft de suggestie dat het gebouw met zes koepeltjes wel eens iets meer als kerk gekenmerkt zou kunnen zijn dan de tekeningen aangaven. Ik weet daar echter in positieve zin niets van. Maar ik wil vooral mogelijkheden die de opwinding onder lokale moslims – en die heeft betrekking op de herkenbaarheid, meer dan op de aanwezigheid – zouden kunnen verklaren, niet bij voorbaat uitsluiten. Het verslag van Hulsman onmiddellijk na de brand is op dat punt ook zeer evenwichtig en bedachtzaam. Als Runderkamp dat en andere verslagen en berichten terzijde wil schuiven, zal hij eerst met uitgebreider bewijs moeten komen.

.:.

Tweede naschrift (maandag 28 november ongeveer 11 uur)

Toevallig zag ik dat op een site waar een meer ideologische benadering heerst, door Kees Hulsman, op wiens voorlopige rapport ik mij in het bovenstaande in hoge mate baseer, een reactie werd gegeven. Hulsman begint:

‘Ik was enkele uren na de kerkverbranding in Marinab en heb dezelfde mensen gesproken die Runderkamp heeft gesproken. Maar, zoals gebruikelijk in Egypte, veranderen verhalen over conflicten naarmate de tijd vordert. We hebben een heel nauwkeurig verslag gemaakt van die gesprekken. Runderkamp had er goed aangedaan om ons rapport eerst te lezen voordat hij naar het dorp ging. Abdallah deed toen geen beweringen dat Kopten de kerk zelf in brand had gestoken. De politie officier ter plaatse was duidelijk: enkele honderden jongeren hebben dit kerkgebouw in aanbouw aangevallen.’

Hier blijkt dus dat Hulsman ook de door Runderkamp in het NOS Journaal opgevoerde Abdallah Ali gesproken heeft en dat die toen iets anders vertelde. Hulsman eindigt met de conclusie:

‘Journalisten die onvoldoende zijn voorbereid kunnen zich makkelijk door of de ene of de andere partij laten inpakken. Dat is ook hier gebeurd.’

Ook de rest van zijn reactie is zorgvuldig. Belangrijk is dat hij schrijft:

‘Het ging hier om een poging van Christenen om een eenvoudige gebedsruimte (niet geregistreerd als kerk) te veranderen in een formeel kerkgebouw.’

Er valt dus wel degelijk iets over plaatselijke ingewikkeldheden uit te leggen, maar de reportage van Runderkamp was daar niet de beste bijdrage aan. Een zo zakelijk mogelijke benadering, zoals Hulsman die geeft, is mijns inziens de beste. Het heeft geen zin om Runderkamp allerlei kwade bedoelingen in de schoenen te schuiven, maar het heeft er wel alle schijn van dat hij zich in het ootje heeft laten nemen. Terwijl hij dacht kritisch te zijn, lijkt hij zich toch voor de gek te hebben laten houden. Tenzij hij uiteraard met veel overtuigender materiaal komt, dat alle berichten tot dusverre weerlegt.

(29)

[Gepubliceerd: zondag 27 november 2011, 23.22 uur. Toevoegingen op maandag 28 november]

18 november 2011

Regels zijn regels – Over schikken en plooien

door Jan Dirk Snel

.:.

Het is nu ruim elf jaar geleden, dat op de dag voor Prinsjesdag, maandag 18 september 2000, een stuk in NRC Handelsblad verscheen, waarbij – die formulering is bewust, zal zo blijken – de tweede zin luidde:

‘Regels zijn regels en die moeten worden nageleefd.’

Ik heb de laatste tijd vaak aan dat stuk moeten denken en voor de gelegenheid heb ik het maar eens opgezocht. Dat regels regels zijn, hebben we het afgelopen decennium nogal eens gehoord. Het is een bekende mantra geworden, die – ik vermoed soms door dezelfde lieden afhankelijk van het onderwerp – op twee wijzen kan worden aangehaald. De ene keer om te vertellen dat regels dus écht regels zijn en nageleefd dienen te worden, zoals het er staat dus. En de andere keer om te vertellen dat de opvatting dat regels regels zijn, tekortschiet en van onbarmhartigheid of anders wel gebrek aan inzicht getuigt.

In 1994 verscheen in Der Spiegel (28 februari, nummer 9) een kritisch artikel van Erich Wiedemann over het einde van het Nederlandse gedogen.

Regels handhaven
Het artikel waar het om gaat, heette ‘Stop met het gedoogbeleid’. Het opiniestuk was ondertekend door voorzitters of vertegenwoordigers van zeven politieke jongerenorganisaties, die gelieerd zijn aan VVD, PvdA, CDA, D66, GL, CU en SGP. Bewust heb ik hier anachronistisch voor een ordening naar de huidige omvang van de fracties in de Tweede Kamer gekozen. Die laat namelijk zien dat het om het aanstormend talent van zeven partijen ging die ook nu nog een grotere of kleinere, maar allen zeker een opvallende, rol spelen. (Als ik het rijtje zo overzie, denk ik eigenlijk dat van al die partijen de PvdA relatief de minst opvallende rol speelt en dat kon wel eens haar probleem zijn, maar dit terzijde.) Twee van de partijen van heden bestonden toen nog niet. Waarom de SP ontbreekt, weet ik niet. De huidige jongerenorganisatie was toen nog niet meer dan een initiatief binnen de partij; misschien is dat de verklaring.

Veel belangrijker is echter de volgorde van de namen onder de brief, want de eerste twee waren de initiatiefnemers en zij hebben het stuk kennelijk ook samen geschreven en besproken en het vervolgens aan de anderen voorgelegd: Boris van der Ham – hé, die kennen we nog – die destijds voorzitter van de Jonge Democraten, gelieerd aan D66 dus, was, en Jelmer Uitentuis, die lid was van de jongerenfractie van Dwars, de jongerenclub van GroenLinks. Het opvallende is dat toen ik zocht naar een openbare versie van het stuk in NRC Handelsblad, dat daar in het archief zit en alleen voor abonnees toegankelijk is, ik het uitgerekend op sites van de jongeren van de SGP en de ChristenUnie volledig aantrof. Hoe je het wendt of keert, het was een knappe prestatie van deze twee voorlieden van gematigd links om jeugdige vertegenwoordigers van het hele politieke spectrum achter zich te krijgen, van links tot, alleen getalsmatig al, vooral rechts.

De zinsnede die ik aanhaalde, was overigens niet uit het stuk zelf afkomstig. Je weet dat als lezer nooit helemaal zeker, maar gelukkig is het artikel ook terug te vinden op de sites van Boris van der Ham, die ons een versie voorschotelt met alleen maar regels en dus zonder witlijnen – die is echt recht in de leer – en Jelmer Uitentuis, die gelukkig de alinea’s wel dwars met wit onderscheidt – en daar blijkt duidelijk dat het stuk pas na de intro echt begon. Maar op de redactionele lead valt weinig aan te merken, denk ik. Kennelijk had de Rotterdamse redactie bij de tweede zin van haar samenvattende introductie deze passage op het oog:

‘Regels zijn er echter niet voor niets. Soms kan een regel legitiem zijn terwijl een (ogenschijnlijke) meerderheid het nut hier niet van inziet. Identificatie met regels is van belang, maar uiteindelijk zal de overheid wel de knoop door moeten hakken. Dat is juist een van de belangrijkste taken van de overheid: het opstellen van regels en het zorgdragen voor de naleving daarvan.’

Volgens mij is ‘de knoop doorhakken’ daar inderdaad een soort eufemisme voor ‘opleggen’. Vereenzelviging is mooi, maar ook als mensen er niet aan willen, zal de overheid de regels moeten vaststellen en handhaven. Dat betekent inderdaad dat regels regels zijn.

Gedogen en geloofwaardigheid
Het is bekend dat mensen nogal eens de neiging hebben om te doen alsof zij altijd al dezelfde verstandige inzichten koesterden die ze ook nu nog naar voren brengen, en dat hoeven we niet altijd te geloven en ik geloof het ook van mezelf niet immer, maar in dit geval herinner ik me tenminste nog wel scherp dat het betoog me destijds al een ongemakkelijk gevoel bezorgde en dat ik het met de strekking regelrecht oneens was, en nu ik het opnieuw bestudeer, is dat nog precies zo.

Wat de zeven jongerenorganisaties – ik denk dat we alle ondertekenaren gelijkelijk aan moeten spreken en het gaat me echt niet specifiek om de eerste ondertekenaar, die thans het meest bekend is, en van wie ik niet zou weten hoe hij nu over dit soort aangelegenheden denkt – destijds wilden, lijkt wel duidelijk: een eind aan gedoogpolitiek en daarvoor in de plaats een politiek die duidelijke keuzes maakt. ‘Willen de regering en het parlement oprechte politiek bedrijven, dan gedoogt zij niets meer.’ Dat is inderdaad: regels zijn regels. Maar waarom eigenlijk? Wat was eigenlijk het probleem waar het betoog een antwoord op probeerde te geven? Daar valt nog niet zo gemakkelijk achter te komen. Misschien is het het beste hier te beginnen:

‘In haar bereidwilligheid om compromissen te sluiten, gaat de Nederlandse polderpolitiek soms een stap te ver. Deze stap heet ‘gedoogbeleid’ en holt systematisch de geloofwaardigheid van de Nederlandse politiek en het democratisch rechtssysteem uit.’

Dat moet de gedachtegang ongeveer zijn: als je regels maakt, moet je ze ook handhaven, en als je dat niet doet, dan ben je niet geloofwaardig. Met name jongeren zouden daardoor ‘hun affiniteit met de politieke besluitvorming’ verliezen. Ze willen, zoals dat aan jeugdigen eigen is, duidelijkheid: wat mag, wat mag niet?

Als erom gaat wat de auteurs onder gedoogbeleid verstonden, komen we uit bij een tamelijk kleine, maar wel bonte verzameling: wetshandhaving door de Amsterdamse politie, vliegbewegingen rond Schiphol, softdrugs, euthanasie en tenslotte ‘Europese besluitvorming’ en samenwerking in de Verenigde Naties, waarbij zelfs het feit dat de Verenigde Staten intern wel eens iets uitspoken dat wij niet goed vinden, onder het Nederlandse gedoogbeleid geschaard werd – dat ging wel een beetje ver. Ik vraag me wel af of ook destijds al die voorbeelden wel onder één noemer geschaard konden worden. Voor een deel ging het om gewone ietwat gebrekkige wetshandhaving, niet per se om een heel doordacht beleid. Dat in Amsterdam sommige regels sinds de jaren negentig weer wat strenger gehandhaafd worden, is soms niet onprettig. Ik herinner me dat ik vroeger wel eens uitgescholden werd als ik gewoon voor een rood verkeerslicht stopte: dat hinderde andere fietsers maar die er doorheen wilden fietsen. Als regels zoals nu het geval is, wat meer gehandhaafd worden, is dat dikwijls ook ontspannener: je hoeft niet telkens allerlei overwegingen te maken, je volgt de regels en klaar is kees.

Norm en praktijk
Maar ik weet niet goed of alle voorbeelden wel goede voorbeelden waren. En wat belangrijker is: of wat we werkelijk gedoogbeleid noemen, wel zo verfoeilijk is als de politieke jongeren in 2000 deden voorkomen:

‘Het gevolg van het gedoogbeleid is een slappe vertoning, die het midden houdt tussen lafheid en laksheid. Het imago van de politiek komt het in ieder geval niet ten goede. Het gedoogbeleid toont dat regels blijkbaar arbitrair zijn. Feitelijk worden burgers opgeroepen om de wet te overtreden. Dat is een slechte zaak.’

Ik geloof daar niks van. Het tegendeel lijkt me namelijk waar. Er zit ook een merkwaardige omkering in de redenering: gedoogbeleid roept burgers niet op om de wet te overtreden, burgers doen dat al en dat wordt door de vingers gezien en hooguit dan kun je zeggen dat ook andere burgers zo hun conclusies trekken. Maar om nou over een oproep te spreken? Gedogen is gewoon een ander woord voor tolereren of verdragen, wat je ook onmiddellijk merkt als je een en ander in een andere taal moet uitleggen, waarbij het begrip wel een specifieke bijklank en toepassing heeft.

En wat gedoogbeleid juist helemaal niet laat zien, is dat regels arbitrair zijn. Het tegendeel, zou ik zeggen. Gedoogbeleid laat juist zien dat je regels laat bestaan ook op het moment dat je ze niet volledig kunt handhaven. Je past ze niet maar zo aan aan de praktijk, nee, als norm blijf je ze hooghouden, en je accepteert dat het geleefde leven daar wel eens wat vanaf kan wijken. Soms verschaft de regel de overheid namelijk wel de mogelijkheid om in te grijpen als het echt uit de hand loopt. Prostitutie was lange tijd een praktijk die gedoogd werd. Eind jaren negentig besloot men de zaak nu eens flink te gaan regelen door een mooie wettelijke regeling. Maar is daardoor vrouwenhandel en vrouwenmishandeling uitgebannen? Nee, het volhardende werk van Lodewijk Asscher in Amsterdam laat zien dat er nog heel wat te verbeteren valt. Ik zeg hiermee niet dat je alles maar via gedogen moet aanpakken en dat een heldere wettelijke regeling soms niet beter kan zijn. Maar het is nu eenmaal niet zo dat de werkelijkheid zich altijd onmiddellijk aan een wettelijke norm aanpast en omgekeerd is het ook niet altijd verstandig je dan in de wet meteen maar bij de praktijk neer te leggen, omdat je je dan meteen de kans op een betere aanpassing aan het ideaal in de toekomst ontzegt.

Zo rond de jaren zeventig en tachtig heerste in het buitenland, met name Duitsland, vaak het beeld dat Nederland zo verschrikkelijk progressief en tolerant was en de Nederlandse en vooral Amsterdamse omgang met drugs en de openbare orde – de lange haren van militairen kunnen er zo bij en er valt waarschijnlijk nog van alles te verzinnen – werden dan gezien als een uiting daarvan. Ik vond dat beeld toen al overtrokken. Het is uiteraard waar dat het in Amsterdam vaak om progressieve bestuurders ging, maar elders in Nederland en op nationaal niveau was dat lang niet altijd of zelfs meestal niet het geval en zoveel verschil in benadering was er niet. (Duitsers vermoedden er overigens vaak calvinisme achter: zij hebben een veel gunstigere opvatting van die stroming dan in Nederland gebruikelijk is.) En er is ook weinig specifiek progressiefs aan gedogen. Je kunt eerder betogen dat het om een oude, bij uitstek regenteske bestuurspraktijk gaat. Soms buig je wat mee en soms haal je de teugels weer wat aan. Dat is juist de ruimte tussen de norm en het leven die gedoogbeleid biedt. En het een kan even verstandig zijn als het ander. De tijdgeest verandert. Soms is het heel verstandig om zaken even op hun beloop te laten en twintig jaar later kan het net zo wijs zijn om de regels even weer wat fermer te handhaven.

Prinzipienreiterei
Er zat een merkwaardige tweeslachtigheid in de oproep uit 2000. Aan de ene kant verklaarden de jongeren dat ze niet terugverlangen naar de oude polarisatie en prezen ze het compromis. Maar aan de andere kant brachten ze het gelaakte gedoogbeleid wel erg nauw in verband met een politiek van het sluiten van compromissen. Alsof het zoeken naar een mogelijkheid om samen ergens uit te komen, meteen maar betekent dat je slap beleid voert. En alsof gedogen dus een uiting van laksheid is. Ik denk dat het vaak juist van een uiting van kracht is: van een overheid die dingen rustig aanziet en niet overal meteen op losgaat. Juist overdreven handhaving kan soms tot vormen van illegaliteit leiden, die veel schadelijker effecten hebben en veel moeilijker aan te pakken zijn.

Ik dacht de laatste tijd niet primair aan het jongerenbetoog omdat zoiets als gedoogbeleid momenteel zo in het middelpunt zou staan, maar wel vanwege de mentaliteit die er uit sprak, inderdaad die van regels zijn regels, de hang naar duidelijkheid, die naar mijn idee een verlangen toonde naar simpele vragen. We hebben gekregen waar de jongeren van vrijwel alle politieke partijen toen in hun mijns inziens jeugdige onbezonnenheid om vroegen, en ik ben er niet blij mee. Ik heb eens even in Picarta gekeken en de titel Regels zijn regels blijkt meer dan eens aan een boek of beschouwing mee te zijn gegeven. Een jaar voor het betoog van de jongeren, in 1999, verscheen een kinderboek onder die titel, dat in 2002 nog eens herdrukt zou worden. Het ging over een jongen, Tarik, die met zijn ouders al een paar jaar in Nederland woont en met de hele familie een uitwijzingsbevel krijgt. Deze context is ons vertrouwd. In 2006 verscheen een klein boekje onder dezelfde titel van het gesprek dat Paul Witteman in Buitenhof met de juriste Dorien Pessers had gevoerd over de daadkracht van de toenmalige minister voor vreemdelingenzaken en integratie. Als juristen de uitdrukking aanhalen, willen ze al snel uitleggen dat regels niet altijd regels zijn, maar dat ook dingen als redelijkheid en billijkheid een belangrijke rol spelen.

Maar asielzaken zijn niet de enige waarbij het adagium klinkt. En, zoals ik in het begin al opmerkte, het opvallende is dat dezelfde mensen die de ene keer betogen dat regels lang niet altijd regels zijn, dat in een ander geval maar al te graag naar voren brengen. Ik verwijs nu alleen even naar een beschouwing van Hans Goslinga, nu bijna twee weken geleden in Trouw, over het verdwijnen van het politieke midden. Ik was het toen niet helemaal met hem eens, omdat in de asielzaak waar toen alles om draaide, de minister naar mijn idee het vooral zichzelf moeilijk maakte en de verwijten aan een Kamerlid, dat in de titel werd genoemd, me niet helemaal terecht leken, maar even afgezien daarvan klopt de strekking van het artikel behoorlijk, zelfs als je niet echt gelooft dat een politiek midden volledig aan het verdwijnen is. Wat Goslinga hekelde, was het zwart-witdenken. Je kiest óf dit óf het tegendeel. Alle politiek is wellicht symboolpolitiek en het woord is misschien wel een pleonasme, maar wat me momenteel vooral verbaast, is dat wel heel veel op zich kleine dingetjes, die zo pragmatisch te regelen zouden zijn of soms al geregeld zijn, tot principiële aangelegenheden worden gebombardeerd. En dan hoor je dus ook politici die zichzelf ruimdenkend of liberaal of progressief wanen, ineens zeggen dat regels nou eenmaal regels zijn. Ik zie dat ook in mijn tijdlijn op Twitter, hoe verbeten mensen waar je gezien hun zelfbeschrijving toch enige ruimdenkendheid van zou verwachten, ineens uit de hoek kunnen komen. Er is veel Prinzipienreiterei.

Schikken en plooien
Naar mijn uiteraard beperkte waarneming gaat de werkelijke tegenstelling in de maatschappij daarbij door alle partijen heen, maar in Den Haag zie je dat minder. Daar zie je dat bepaalde politieke partijen tegenwoordig regelmatig opkomen voor vrijheid, ruimte en liberaliteit, terwijl andere partijen steevast voor de begrenzing en de inperking kiezen, maar het zijn geen scheidslijnen die vanouds altijd al zo lagen. Concreet belang, minderheid, meerderheid spelen daarbij een grote rol, verhoudingen en houdingen zijn soms recent regelrecht omgedraaid en we zien dat huidige meerderheden vaak niet zoveel begrip meer voor minderheden hebben, zoals huidige minderheden dat vroeger niet immer toonden toen zij tot een meerderheid behoorden. Maar als ik op Twitter kijk, het maatschappelijk debat volg, zo eens met mensen praat, dan ligt het in werkelijkheid genuanceerder. Het gaat om twee verschillende mentaliteiten, waarbij de ene groep anderen graag maximale vrijheid gunt, en de andere groep vooral meent dat andere mensen soms maar aan de eigen normen moeten worden onderworpen. Regels zijn immers regels, nietwaar? Waarbij er dan ook nog weer allerlei tussenvormen zijn, want het gaat er juist om dat zaken niet zo digitaal vastgelegd zijn.

Misschien zit er toch iets meer in het verband tussen compromisbereidheid en gedogen dat de jongeren in 2000 zagen, dan ik direct zag. Bij gedogen gaat het om schikken en plooien, om de bereidheid dan eens wat te geven en dan weer wat te nemen. Het gaat om een pragmatische houding die rekening houdt met het gedrag en de wensen van mensen en ze niet alleen maar voorhoudt dat ze zich aan de wet moeten onderwerpen, maar soms ook begrip toont als ze dat net niet doen of als hun dat soms niet lukt. De houding, dat is het punt. En als het om de houding gaat, dan betekent dat soms ook dat je een vraagstuk net iets anders moet formuleren voor je ermee verder gaat. De vraag maakt veel uit. Mag je liegen? Nee. Mag je een vriend verraden? Ook nee. Er zijn situaties denkbaar waarin beide vragen toepasbaar zijn, maar wel tot tegengestelde uitkomsten leiden. Zo is het ook in de huidige politiek. Soms ligt een vraag voor en graven beide zijden zich met een keur aan argumenten in voor een eenduidig ja of nee. Maar bij wat meer bereidheid samen een uitweg te vinden, zou het wel eens zo kunnen zijn dat de vraag anders geformuleerd zou moeten worden en dat men het dan ineens wel eens is of elkaar redelijk kan naderen.

Afstand
In dit stukje ben ik op een aantal punten bewust niet al te concreet geworden. Maar lezers zullen misschien zelf aan een paar thema’s gedacht hebben en ik vermoed dat ze er dan vaak niet zo ver naast zaten. Maar ik wilde nu even wat afstand creëren. Ik merk dat de noodzaak daartoe ook bij mezelf. Er ligt een vraag voor. Ik vind het ene antwoord niet overtuigend, en dat is vaak het meer vrijheidsbeperkende antwoord, maar het gevaar bestaat dan ook al gauw dat ik me te veel met de tegenovergestelde optie vereenzelvig, terwijl als ik een stukje wegloop en het dilemma – als het dat al is – eens van een afstandje overschouw, ik al gauw denk: maar zo moet je het ook helemaal niet aanpakken. In werkelijkheid gaat het om heel andere keuzes. Ik besef daarbij overigens best dat het helemaal niet tegenstrijdig hoeft te zijn om de ene keer tegen het regels zijn regels te protesteren en het de andere keer als norm te hanteren, want als regels nooit regels zouden zijn, zouden het geen regels meer zijn, maar het is vaak wel de vraag om welke regels het gaat. Welke regels zijn de meest verdraaglijke?

Waar het momenteel op aankomt, is of we in dit land pragmatisch met verschillen kunnen omgaan en iedereen zoveel mogelijk recht kunnen doen.

(28)