Archive for juni, 2014

26 juni 2014

Afrika – Over schoolkennis

door Jan Dirk Snel

[Donderdag 26 juni 2014] Echt slecht was ik niet op de lagere school, zoals die instelling toen nog heette. Ik vond leren leuk. En de meester, zoals een leerkracht toen heette, vond uitleggen leuk. Dat kwam dus goed uit. Soms kon hij zich een hele middag verliezen in de uitleg van het planetenstelsel, waarbij hij een en ander uitvoerig visueel toelichtte, en ik hing dan aan zijn lippen. Sommige mijner medeleerlingen vonden het dan wel eens te veel worden. ‘Leren’ stond trouwens niet bij iedereen in hoog aanzien. Wat had je er immers aan?

 –

Africae_tabula_nova

Afrika volgens Abraham Ortelius, Antwerpen 1570

Aardrijkskunde
De ochtend was na uiteraard bijbelse geschiedenis, waar alles mee begon, voor nuttige basisvaardigheden als rekenen en taal bestemd, waarbij we overigens zelf de volgorde mochten bepalen. Je maakte de opgaven uit het boekje, haalde vervolgens het antwoordenboekje van een plank achter in de klas, keek je eigen resultaten na en na pakweg zeven hoofdstukken of lessen ging je naar de meester, vroeg om een speciale opgavenkaart, nam plaats achter een afzonderlijk tafeltje terzijde of op de gang, althans zo opgesteld dat overleg en afkijken onmogelijk waren, maakte de opdrachten, leverde de uitkomst in en die keek de meester dan vervolgens na. Daar was je rapportcijfer op gebaseerd.

Ik heb nog ouderwets – of toen juist modern – tamelijk individueel ingericht onderwijs gehad, waarbij je je eigen tempo bepaalde. Later werd ook dat weer wat collectiever aangepakt, meen ik begrepen te hebben, waarbij leerlingen in een groepje samen een bepaalde leersnelheid volgden. De middelbare school was vervolgens lichtelijk een shock, omdat we daar ineens weer in een lange rijen zaten, althans in het eerste jaar, en de algehele aanpak veel gezamenlijker was. Maar terug naar de lagere school. Werkte je ’s ochtends vooral individueel, de middaguren waren bestemd voor vakken als geschiedenis en aardrijkskunde, waarbij de meester vooral zelf veel vertelde.

Omdat het een vrij kleine school was, kregen we die algemenere vakken met de twee klassen die hetzelfde lokaal deelden, tegelijk. Zo kon het gebeuren dat je bij aardrijkskunde in de vijfde eerst de rest van de wereld samen met klas zes kreeg, en het volgende jaar in de zesde pas aan Europa toekwam. Zo ongeveer.

Veranderlijkheid
Wat me is bijgebleven, is dat ik de kaart van Afrika al vrij snel kende. Ik kon in ieder geval alle ongeveer vijftig landen en hun hoofdsteden zo wel aanwijzen. Wat me toen ook opviel en destijds lichtelijk verbaasde, was dat de meester op dat punt soms iets minder zeker van zijn zaak leek. Hij wist het op zich wel, maar je kreeg de indruk dat hij soms toch even nader moest kijken of een beetje onzeker was. Hoe zat het ook alweer?

Later besefte ik uiteraard wel hoe dat kwam. Die kaart van Afrika met merendeels zelfstandige landen was toen nog vrij nieuw. De dekolonisatie was merendeels nog maar net achter de rug en zelfs nog niet helemaal voltooid – denk aan de Portugese gebieden. Het was geen gebrek aan kennis dat hem parten speelde, maar een overmaat. Hij had die wijzigingen allemaal meegemaakt en was soms kennelijk meer gewend aan de oude namen en indelingen.

Ik merkte dat doordat ik het zelf later allemaal zelf ook niet altijd goed bijhield. Zo leerden we op school dat er twee Kongo’s waren. Mijn Kleine Bos, zoals we de Kleine Schootatlas der gehele aarde noemden, uit 1966, vertelt dat de hoofdstad van het ene land Brazzaville heette, en dat van het andere, grotere Leopoldville, maar ik geloof dat we op school al meekregen dat die naam inmiddels in Kinshasa was gewijzigd. We leerden dus Kongo-Brazzaville en Kongo-Kinshasa. Maar dat die laatste staat op een gegeven moment Zaïre heette, daar kon ik op de een of andere wijze nooit goed aan wennen. Dat Oppervolta op een gegeven moment Burkina Fasso werd, ontging me niet, omdat ik iemand kende die daar op dat ogenblik verbleef, maar diverse andere wijzigingen ontgingen me waarschijnlijk of ze zetten zich althans niet goed vast in mijn geheugen, zodat ik nog wel eens na moest kijken hoe het ook al weer zat. Kortom, de onzekerheid die ik destijds bij de meester zag, ontdekte ik nu ook bij mezelf.

Blijven
Een schoolkind heeft nog geen eigen geschiedenis. Die leert hoe de wereld in elkaar zit. Zo is het. Dat het ooit anders was, ontdekt het pas later. Dat het ook anders kan worden, dat is ook een latere ervaring.

Eigenlijk zou de wereld altijd zo moeten blijven zoals we die leerden kennen.

(153)

25 juni 2014

Van boeken houden

door Jan Dirk Snel

[Woensdag 25 juni 2014] Jarenlang was het modern antiquariaat van Rob van Gennep aan de Nieuwezijds Voorburgwal gevestigd, op nummer 330, zie ik nu ik dat nazoek, maar dat nummer heb ik nooit geweten, omdat de winkel zo toch wel opviel. Het was als je vanaf het Spui, vanaf Athenaeum dus, kwam iets verderop aan je linkerhand. De portretten van Hannah Arendt, James Joyce, Karl Marx en Virginia Woolf hingen er aan de gevel. Ze hangen er trouwens nog.

ROvanGennepFonds

De nagedachtenis aan Rob van Gennep (1937-1994) leeft voort in het R.O. van Gennep Fonds

Rob van Gennep
Rob van Gennep overleed in 1994. Hij werd niet oud, nog geen 57 jaar. Enkele jaren later, in 1997 kennelijk, sloot ook de ramsjwinkel. Al veel eerder, in 1985, was ook zijn ‘gewone’ boekwinkel aan de Nes, nabij de Grimburgwal, dichtgegaan. Er werd toen zelfs nog actie gevoerd voor het behoud, onder de leus ‘Links wil dat Van Gennep open blijft’, waarop Rob van Gennep in mijn herinnering antwoordde dat links dan maar niet zoveel had moeten gappen. De markt van het linkse, althans marxistische boek was toen al enkele jaren eerder ingestort, nogal abrupt in 1980, als ik het goed heb.

Maar goed, mijn herinneringen gaan vooral uit naar het modern antiquariaat aan de Nieuwezijds, waar dus ook al die marxistische, inmiddels niet meer bijster slijtbare boeken die eerste jaren verkocht werden. Aanvankelijk was de winkel nog vrij benauwd, later werd hij verbouwd, maar die eerste vorm roept natuurlijk de meeste nostalgische gevoelens op. In het halletje stonden heel lang drie aan elkaar gekoppelde stoelen uit het Concertgebouw, die Martin van Amerongen in zijn hoedanigheid van Ir. H.A. Schuringa op de kop getikt had; men kan dat in De brieven van Ir. H.A. Schuringa, in 1981 bij uitgeverij Van Gennep gepubliceerd, nalezen.

Rob van Gennep stond zelf ook geregeld achter de kassa. Hij kon soms wat nors of stug overkomen, maar bij tijden ook erg vriendelijk zijn. Maar het leuke was, hij hield echt van boeken. Soms kon je in de winkel staan, terwijl je een boek wat nader bekeek, en ineens stond hij dan naast je en vertelde je waarom dat zo’n geweldig boek was. En je wist dat dat geen verkooppraatje was, maar oprechte betrokkenheid. Hij wilde zijn enthousiasme delen. Pas nog vertelde iemand mij dat hij ook wel eens een lofzang op een boek te horen had gekregen nadat hij het bij de kassa al afgerekend had.

Steven Sterk
Onlangs heeft Steven Sterk in hetzelfde pand een winkel geopend, ook met ramsj. En kennelijk zonder veel tamtam. Terwijl een bezoek aan Van Gennep vroeger vast in mijn wandelschema zat als ik in de binnenstad was – het Spui is wat mij betreft toch het centrum van de stad – duurde het nu even voor ik er ook werkelijk aan dacht de winkel aan te doen. Maar afgelopen week was het dan toch zo ver, ook al werd het voorgenomen bezoek in dit geval even uitgesteld omdat ik op de tramhalte aan de Nieuwezijds een goede vriend ontwaarde, met wie ik op het terras van De Zwart eerst bijgepraat heb.

Maar goed, daarna was het dan toch zover. Bij binnenkomst bleek de krant van die middag midden op de mat te liggen en ik besloot die maar bij de kassa af te leveren. In het gesprek dat volgde, verklaarde ik dat ik wegens overmatig bezit van die dingen in principe geen boeken meer kocht, tenzij het echt niet anders kon. Ik had een tasje bij me van de (of het) American Book Center, tegenwoordig op de andere hoek van Spui en Nieuwezijds gevestigd. De jonge vrouw achter de kassa was nieuwsgierig en vroeg me spontaan wat ik aangeschaft had. Dat was The War That Ended Peace. The Road to 1914 (2013) van Margaret MacMillan, een aanschaf die trouwens niet geheel aan mijn strenge huidige criteria voldeed, want om nu te zeggen dat ik het echt nodig had … Maar ja, soms kun je iets niet laten liggen. Ik voelde me onmiddellijk weer thuis. Dezelfde onbevangen boekenliefde, de pure nieuwsgierigheid naar boeken op dezelfde plaats.

Dat komt dus wel goed. Het aanbod van Steven Sterk, die eerder een boekwinkel in Utrecht had, in de Servetsteeg, nog bestaand overigens, maar in 2007 van de hand gedaan, en die we verder vooral kennen van de groothandel Tialda, die regelmatig ramsjadvertenties in de dagbladen plaatst, is wel heel anders dan dat van Van Gennep destijds. Van Gennep was gespecialiseerd in Engelstalige ramsj. Enkele dagen per jaar reisde hij naar de Verenigde Staten waar hij op een beurs of op beurzen – of het een meervoud moet zijn, weet ik niet – als in een roes een nieuwe voorraad inkocht. Steven Sterk biedt vooral de Nederlandse ramsj die we uit de advertenties kennen, maar in de winkel treffen we nu meer titels bij elkaar aan dan gemeenlijk het geval is in de boekwinkels die van de groothandel betrekken.

Voor niks
Van Van Gennep herinner ik me vooral ook nog de ramsjopruimingen die altijd op zaterdagochtend begonnen. Veel boeken gingen dan voor een gulden, twee gulden, soms zelfs vijftig cent, een luttel bedrag in ieder geval, van de hand. Al voor de opening vormde zich een rij voor de winkel, die trouwens meestal alleszins gezellig was omdat je tussen andere boekenliefhebbers stond en zulke mensen hebben nog wel eens iets te vertellen, over boeken bijvoorbeeld. Rob van Gennep stond dan zelf streng bij de deur om ervoor te zorgen dat de winkel niet overvol raakte. Telkens liet hij kleine groepjes binnen.

Hij hield trouwens zoveel van boeken dat hij het niet over zijn hart kon verkrijgen ze bij het oud papier te doen als ze helemaal onverkoopbaar bleken. Bij de deur stonden soms dozen met boeken die je gratis mee mocht nemen. Ik heb daar nog wel eens waargenomen hoe Martin Ros enkele boeken in zijn vaste plastic tassen stopte die bij zijn eigen uitgeverij waren uitgegeven. Je kon er nooit genoeg van hebben, verklaarde hij mij desgevraagd, en daar had hij natuurlijk gelijk in.

Nodig
Ik ging nu met twee boeken naar huis. Die had ik echt nodig.

(152)