Vietsen in het Vondelpark. III. Over een oudere vindplaats (uit 1885)

door Jan Dirk Snel

.:.

Het is de zomer van 1885. Op een hoge vélocipède schiet iemand het Vondelpark binnen. De man ‘zit enigszins voorover; zijn wiel slingert vervaarlijk heen en weer’. Een groep kinderen stuift nog net op tijd voor hem uiteen. De man laat een zijpad in, schampt de schouder van een oudere heer, die rustig aan het wandelen is, rijdt een kinderwagen omver en botst tenslotte tegen een oude juffrouw aan. Beiden belanden op de grond.

Ingang Vondelpark (foto: Johann Richard)

Vietsen
Zo moet het dus niet, betoogt een zekere ‘Who?’ in het augustusnummer van De Kampioen van 1885. Lieden als deze ‘woesteling’ nemen het publiek in tegen de geliefde sport die de leden van de ANWB zo’n warm hart toedragen. Het moet anders. En dan vervolgt de columnist:

‘Afwisseling van spijs doet eten; daarom zal ik eens wijzen op een middel om onze sport wèl te bevorderen. Behalve moedige menschen bestaan er ook meer bescheiden dito’s. Deze laatsten zouden wel willen “vietsen”, maar …… ze durven niet. Nu is’t een feit dat door ondervinding telkens weer wordt bevestigd, dat, wie niet durft niet moet wagen; en wie zenuwachtig en angstig op een tweewieler gaat zitten, haalt in den regel allerlei zotternijen uit, die hem ten slotte met het hoofd naar beneden en de beenen naar boven over zijn stuur naar den grond expediëeren.’

‘Who?’ beveelt vervolgens de driewieler aan, ook boven de ‘lage veiligheids-wieler’. Maar, u snapt het al, het gaat me niet niet om ’s mans raadgevingen, maar om het woord dat in deze passage net viel en dat ik maar vet geaccentueerd heb: vietsen.

Dit is dus een oudere vindplaats dan tot dusverre bekend was. En het blijkt om een werkwoord te gaan. Maar de columnist gaat er kennelijk vanuit dat de lezers hem wel begrijpen, al zet hij het woord wel tussen aanhalingstekens, naar mijn idee een aanwijzing dat het om spreektaal gaat. Vietsen is rijden op een vélocipède, dat is wel duidelijk. En de nadruk ligt hier nadrukkelijk niet op de snelheid, maar op het gewone berijden.

Een jongenswoord in Amsterdam
Ik beperk me nu tot een enkele opmerking. In de loop van de komende week hoop ik nog wel meer te schrijven. Wie ‘Who?’ is, weet ik niet zeker, maar hij is een van de 51 leden van de Amsterdamsche Velocipède Club (AVC). Ik houd het momenteel voor mogelijk dat achter deze schuilnaam de al even korte naam van de penningmeester van de ANWB, Everard Kol, schuilgaat, maar daarvoor heb ik een uitvoerigere argumentatie nodig.

Wat deze passage in ieder geval aantoont, is dat het woord in 1885 kennelijk in Amsterdam bekend was en dan juist in kringen van lieden die vélocipèdes bereden, en dat men het niet nodig vond het uit te leggen. We hebben nu twee vroege attestaties van het woord: Amsterdam 1885 en Arnhem 1886. Ik denk dat deze gegevens de Brummense herkomst van het woord, die door Ewoud Sanders in Fiets! De geschiedenis van een vulgair jongenswoord beschreven wordt, waarschijnlijker maakt.

‘Who?’ kende in ieder geval Frits Koenen, voluit Frederik Hendrik Koenen (1866-), een jongere broer van de met Herman Gorter (1864-1927) bevriende Jaap Koenen (1864-1907), die – lees maar na bij Ewoud Sanders – in 1901 beweerde dat hij het woord viets op de kostschool Spaanschweerd in Brummen gehoord had en vanaf het begin van de jaren tachtig in Amsterdam verspreidde. Het komt mij voor dat wat we maar de Brummense fietstheorie zullen noemen, veel waarschijnlijkheid in zich heeft. De rijke jongens die de opkomende wielersport beoefenden, moeten zelf het woord gebruikt hebben. En ze moeten het voor een informele afkorting van vélocipède gehouden hebben, denk ik.

Oudere vindplaats
Maar dat hoop ik later nog wel uit te leggen. Nu wilde ik alleen deze vroegere vindplaats even melden. Ik vertel er maar bij dat nu kranten digitaal steeds meer beschikbaar raken, de kans groot is dat binnenkort nog oudere plaatsen gevonden worden. Het probleem momenteel alleen is dat de woordherkenning nog onvoldoende is, zodat je bij zoekopdrachten enorm veel vervuiling krijgt: vaak blijkt het zoekresultaat fiets gewoon flets of zoiets te zijn.. En ook op de datering moet men scherp letten. Zo blijkt een vermelding die Google Books hier op 1884 dateert, in werkelijkheid uit 1908 te zijn. Maar ik hoop daar nog wel op terug te komen.

Wat overigens ook terloops uit de aangehaalde passage blijkt: wielertweewieler (vergelijk bicycle) en driewieler zijn in 1885 de nieuwe officiële Nederlandse ANWB-woorden, die juist dat jaar het vreemde vélocipède gaan vervangen. Niet rijwiel, al wordt dat wel als alternatief erkend. Maar ook daar kom ik nog wel op terug.

Woorden als viets, fiets, vietsen en fietsen worden vanaf 1885 steeds meer gebruikt en ze worden door velen, onder wie de eerbiedwaardige Nicolaas Beets in 1890, ook opvallend welwillend begroet. Dat viel overigens ook al op in de tot dusverre oudst bekende vermelding in de Arnhemsche Courant in 1886: ‘dat woord klinkt en staat’. Alles wijst erop dat het niet om een ‘vulgair’ jongenswoord ging, maar wel om een informeel woord dat vooral door welvarende jonge wielrijders gebezigd werd. Maar daar hoop ik in de komende dagen nog wel meer over te schrijven. Voorlopig wilde ik alleen de oudere vindplaats melden en hoop ik – in mijn vorige stukje – enigszins aannemelijk te hebben gemaakt dat de viets of fiets wel degelijk van de vélocipède afstamt.

Die titel heb ik nu in ieder geval uitgelegd.

Naschrift
Er valt nog veel meer uit te leggen. De eerste resultaten van mijn naspeuringen naar de oorsprong van het woord fiets wilde ik op mijn weblog vermelden. Maar ik wil dit best nog eens verwerken tot een of meerdere artikelen voor een krant of tijdschrift. En ik heb dus nog meer te vertellen.

(61)

4 reacties to “Vietsen in het Vondelpark. III. Over een oudere vindplaats (uit 1885)”

  1. Ik zou zeggen: Schrijf er een boek over. Met deze drie blogs heb je de eerste drie hoofdstukken al in de pocket 😉

    • Inhoudelijk heb ik waarschijnlijk niet zo veel meer te zeggen dan Ewoud Sanders in 1996 en 1997, maar qua analyse zou het te overwegen zijn. Ik heb nog veel meer materiaal, maar geen wezenlijke onthullingen meer.

  2. Het woord velicipede was verbonden met de machine waar je je voeten aan de grond moest houden. In 1860 kwam de pedaalfiets. Hiermee werd de snelheid verdubbeld. Allicht dat men daar een nieuw woord voor wilde hebben. Het onderscheidende element is de snelheid: vitesse. Ik zie niet in dat het woord vietsen van velicipede moet komen. Verbasteringen gaan vaak gepaard met klankvervormingen en minder vaak met medeklinker veranderingen. De t-s is m.i. niet te herleiden tot de p-d. Ook feet is juist omgekeerd onderscheidend. Ik zie vitesse als oerklank voor fiets. Mijn oma was geboren in 1880 en vertelde altijd dat frans toen nog op de lagere school werd gegeven. De 19e eeuw is de eeuw van het frans. Daarom is de anti-elitaire houding van jeugd en socialisten te verklaren om het woord te gebruiken terwijl ze tezelfdertijd hun klasse bewaarden. Enfin, dit zijn mijn voorlopige opmerkingen over het woord fiets.

    • Maar men noemde zo’n rijwiel met een hoog wiel voor, met daaraan de trappers, en een klein wiel achter, wel degelijk een vélocipède. In het stukje hiervoor leg ik uit hoe er via de verbastering viezepee wel degelijk een verband gelegd kan worden, met het tot dusverre gangbare woord. Hier hebben we een empirisch nawijsbaar gegeven. Een empirische band met vitesse valt niet te leggen. Dat is louter speculatie.

Plaats een reactie