Homo arbor mala factus – Aus so krummem Holze, als woraus der Mensch gemacht ist…

door Jan Dirk Snel

[Maandag 4 januari 2016] Soms blijkt een ideetje simpelweg niet te kloppen. Een poosje geleden kwam ik de uitspraak van Martin Luther (1483-1546) tegen dat de waarheid nu eenmaal is dat de mens, gemaakt van een slechte boom, niets anders kan dan kwaad willen en doen. Die uitspraak deed me direct denken aan de bekende stelling van Immanuel Kant (1724-1804) dat de mens uit zulk krom hout gemaakt is dat daar niets rechts van getimmerd kan worden. Zou er een verband zijn? Zou de lutheraan die Kant was – ik zie nu dat er zelfs een tamelijk recent boek over Kants lutherische Fundamentaltheologie bestaat – al dan niet bewust aan Luther refereren? Ik maakte even een notitie.

Kant
Men zal zich herinneren, of misschien ook niet, dat Kants bekende uitspraak afkomstig is uit het essay ‘Idee zu einer allgemeinen Geschichte in weltbürgerlicher Absicht‘, dat hij in november 1784 in de Berliner Monatschrift publiceerde, een maand voordat hetzelfde tijdschrift zijn merkwaardige opstel ‘Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?’ afdrukte. De ‘Idee’ geeft uitdrukking aan Kants verlichte teleologische opvatting van de geschiedenis, die aan het hedendaagse, sterk antiverlichte denken zo vreemd is, maar nu wilde ik me maar beperken tot de passage waarin het befaamde citaat voorkomt. Kant heeft het er daarin over dat de mens een diersoort is, dat wanneer het onder zijn eigen soortgenoten leeft, leiding nodig heeft. Leiding? Ik zwak hedendaags af: einen Herrn!

‘Denn er mißbraucht gewiß seine Freiheit in Ansehung anderer Seinesgleichen; und ob er gleich als vernünftiges Geschöpf ein Gesetz wünscht, welches der Freiheit Aller Schranken setze: so verleitet ihn doch seine selbstsüchtige thierische Neigung, wo er darf, sich selbst auszunehmen. Er bedarf also einen Herrn, der ihm den eigenen Willen breche und ihn nötige, einem allgemeingültigen Willen, dabei jeder frei sein kann, zu gehorchen.’

Alte_Universität_Koenigsberg

Eeuwenlang was de universiteit in Koningsbergen gevestigd in het stadsdeel Kneiphof op het eiland bij de Dom. Hier doceerde Immanuel Kant.

Toe maar, de eigen wil breken, de klassieke opvoedingsgedachte. Maar waar moet die heer vandaan komen? ‘Nirgend anders als aus der Menschengattung.’ Maar ook die heer heeft onontkoombaar weer een heer nodig. Dit alles leidt tot een paradox, of voor wie denkt dat een paradox slechts een schijnbare tegenstelling is – quod non, maar laat maar – een heus dilemma: ‘Das höchste Oberhaupt soll aber gerecht für sich selbst und doch ein Mensch sein.’ Het lijkt een beetje op Luthers bekende simul iustus et peccator, maar deze paradox is veel treuriger. Terwijl bij Luther de positieve uitkomst vaststaat, is het dilemma hier werkelijk onoplosbaar. Althans, zo stelt Kant het voor. En ik cursiveer:

‘Diese Aufgabe ist daher die schwerste unter allen; ja ihre vollkommene Auflösung ist unmöglich; aus so krummem Holze, als woraus der Mensch gemacht ist, kann nichts ganz Gerades gezimmert werden. Nur die Annäherung zu dieser Idee ist uns von der Natur auferlegt.’

Maar het kader is ook geheel anders. Terwijl Luther het over zonde en rechtvaardiging heeft, beperkt Kant zijn blik hier tot de natuur en de inherente dialectiek die deze kenmerkt. In de voetnoot die hierop volgt, legt hij nog eens uit dat de rol van de mens zeer ‘künstlich’ is. Met die vreemde mengeling van kinderlijke naïviteit en een poging tot het creëren van weidse vergezichten die de Koningsberger zo kenmerkt, merkt hij op dat we niet weten hoe het met de bewoners van andere planeten en dier aard zit, maar dat als we de opdracht van de natuur goed uitvoeren, we ons wel mogen vleien, ‘da wir unter unseren Nachbaren im Weltgebäude einen nicht geringen Rang behaupten dürften.’

‘Vielleicht mag bei diesen ein jedes Individuum seine Bestimmung in seinem Leben völlig erreichen. Bei uns ist es anders; nur die Gattung kann dieses hoffen.’

Toch nog een sprankje hoop dus, of misschien iets meer, niet zozeer voor de individuele mens, maar dan toch wel voor de soort, het ganse mensengeslacht. (De gedachte aan de grootste worp van Hegel en Marx doemt toch al even op.) Maar dat de Verlichting altijd naïef positief over de vermogens van individuele mensenkinderen dacht, dat kun je volgens mij moeilijk volhouden. Krom hout waar niets rechts mee getimmerd kan worden, zegt Kant. En hij was niet de enige die er zo over dacht.

Berlin
Dat de typering van Kant de laatste decennia zo bekend is, zou wel eens kunnen komen doordat Henry Hardy in 1990 zijn vijfde verzameling met essays van Isaiah Berlin (1909-1997) – niet ongeestig begint het voorwoord met: ‘This is in effect the fifth of four volumes’ – de titel The Crooked Timber Of Humanity. Chapters in the History of Ideas (1990) meegaf. In twee opstellen daarin figureert de aanhaling.

RIMG0483Allereerst in het tweede essay, ‘The Decline of Utopian Ideas in the West’, voor het eerst in 1978 in Tokyo gepubliceerd. Je zou dus denken aan dat Berlin een lezing in Japan hield, maar dat staat er niet bij; misschien leverde hij alleen maar een tekst in bij de publicerende Japan Foundation. Berlin pleit daarin voor een soort evenwicht tussen de verschillende ambities van verschillende groepen en hij beëindigt zijn essay aldus:

‘But this is not, prima facie, a wildly exciting programme: a liberal sermon which recommends machinery designed to prevent people from doing each other too much harm, giving each human group sufficient room to realise its own idiosyncratic, unique, particular ends without too much interference with the ends of others, is not a passionate battle-cry to inspire men to sacrifice and martyrdom and heroic feats. Yet if it were adopted, it might yet prevent mutual destruction, and, in the end, preserve the world. Immanuel Kant, a man very remote from irrationalism, once observed that “Out of the crooked timber of humanity no straight thing was ever made.” And for that reason, no perfect solution is, not merely in practice, but in principle, possible in human affairs, and any determined attempt to produce it is likely to lead to suffering, disillusionment and failure.

Ten tweede – ook in inversies dient men consequent te zijn – in het eerste essay. ‘The Pursuit of the Ideal‘, een tekst die Berlin in 1988 ten dele uitsprak in Turijn bij het in ontvangst nemen van de eerste ‘Senator Giovanni Angelli International Prize for the ethical dimension in advanced societies’. Ook die lezing liep tegen het eind toen Berlin opmerkte dat er weliswaar geen universele waarden bestaan, maar dat er wel een minimum is zonder hetwelk een samenleving nauwelijks kan overleven. Slavernij, gaskamers, marteling, kinderen die hun ouders aangeven, zoals de Franse en Russische Revolutie vereisten, willekeurig doden, dat willen we allemaal niet.

‘There is no justification for compromise on this. But on the other hand, the search for perfection does seem to me a recipe for bloodshed, no better even if it is demanded by the sincerest of idealists, the purest of heart. No more rigorous moralist than Immanuel Kant has ever lived, but even he said, in a moment of illumination, “Out of the crooked timber of humanity no straight thing was ever made.” To force people into the neat uniforms demanded by dogmatically believed-in schemes is almost always the road to inhumanity. We can only do what we can: but that we must do, against difficulties.’

In zijn begeleidende woorden lijkt Berlin overigens nogal wat over zichzelf te verraden. Kant – eerste citaat – was geen irrationalist. Nee, natuurlijk niet. Maar alsof je dat bij deze realistische woorden ook maar zou kunnen denken. De veronderstelling – die Berlin misschien eerder bij zijn lezers aanwezig achtte dan bij zichzelf, zodat hij er maar vast op inspeelde – is kennelijk dat bij rationalisme een optimistischere visie hoort. En Kant – tweede citaat – was wel een enorme moralist – ja, zeg dat wel! – maar ‘zelfs hij’ kwam in een moment van verlichting tot dit inzicht. Zelfs hij? Dus een strenge moralist zou niet zou gauw denken dat een mens niet zoveel goeds kan? Omdat hij denkt dat wat moet, ook wel kan? Nou ja, deze tweede veronderstelling lijkt me in ieder geval minder naïef dan de eerste.

Collingwood
In zijn redactionele voorwoord merkt Henry Hardy op dat de door hem voorgestelde boektitel ontleend is aan Isaiah Berlins favoriete citaat en wel in de weergave van Kants woorden waar deze de voorkeur aan gaf: ‘Out of the crooked timber of humanity no straight thing was ever made.’ En dan volgt er dit:

‘He has always ascribed this translation to R.G. Collingwood, but it turns out that he has not left Collingwood’s version untouched. The quotation does not appear in Collingwood’s published writings, but among his unpublished papers there is a lecture on the philosophy of history, dating from 1929, in which the following rendering appears: ‘Out of the cross-grained timber of human nature nothing quite straight can be made.’ It seems likely that Isaiah Berlin attended the lecture and was struck by this passage, which then matured in his memory.’

Ga eens na wat voor een speurwerk hieraan ten grondslag ligt! Eerst is het hele gepubliceerde werk van Robin George Collingwood (1889-1943) dus nageplozen, met als resultaat: nada, niks. En daarna zijn diens ongepubliceerde handschriften dus nagezocht, tot men deze lezing uit 1929 vond. De persoonlijkheid van de editeur moet zo ongeveer het tegendeel zijn van dat van de wat achteloze man wiens verspreide geschriften hij zo nauwgezet uitgeeft. Collingwood bleek dus iets anders te schrijven dan Berlin zich herinnerde, maar zelfs daarvoor is een oplossing, zo blijkt uit de voetnoot:

‘It must be added that Collingwood did originally write “crooked”, but then crossed this out (it is still legible) and substituted “cross-grained”’. The substitution may post-date the delivery of the lecture; or the same passage may have been used in another version in another lecture which does not survive. The truth is probably not definitively recoverable.’

Dr. Luther

Martin Luther met de baret die een doctor droeg. Doktorhut heet zo’n ding in het Duits. Ets door Lukas Cranach de oudere, 1521.

Op grond van minutieus onderzoek krijgt Berlins geheugen nog het voordeel van de twijfel ook. Zó, zoals hij Kant placht aan te halen, zou hij het uit Collingwoods mond gehoord kunnen hebben. Nu we de briefwisseling van Berlin tot onze beschikking hebben – Flourishing heet het eerste deel uit 2004 – weten we dat hij het citaat in 1933, in exact deze formulering, voor het eerst gebruikte in een brief van 30 november aan Elizabeth Bowen. Over Collingwoord scheef hij op 8 december 1931 al aan Shiela Grant Duff dat die ‘very exciting and risky’ was, gevolgd door nog veel meer interessants. Berlin schreef ook: ‘I wish he taught me too’. Maar dat wilde Collingwood nu net niet, vertelt Michael Ignatieff ons in zijn biografie van Berlin. Dat hoeft natuurlijk niet uit te sluiten dat hij de woorden toch nog wel eens vaker uit Collingwoods mond gehoord kan hebben, misschien op de manier waarop hij ze later altijd opschreef, maar ik kan me ook goed voorstellen dat hij ze daarna zelf nog wel eens bij Kant heeft opgezocht. Zou Isaiah Berlin nu werkelijk zijn hele leven, van 1933 tot 1988, Kant geciteerd hebben zonder hem eens te lezen?

Luther
Immanuel Kant groeide op in een zeer luthers milieu. De universiteit van Koningsbergen, waaraan hij eerst studeerde en vervolgens, vanaf 1755, doceerde en in 1770 hoogleraar werd, was een door en door luthers bolwerk, in 1544 gesticht met hulp vanuit Wittenberg, waar Luther toen nog hoogleraar was. In de achttiende eeuw was, net als bij Kant thuis, de invloed van het piëtisme er sterk. Kan het zijn dat Kants woorden aan Luther refereren? Nee, dat lijkt me uitgesloten. De aanhaling die ik ergens las, bleek afkomstig te zijn uit de Disputatio contra scholasticam theologiam uit 1517, waarbij professor Luther zijn student Franciscus Guntherus – dat zal in het Duits wel Franz Gunther (of Günther?) of zo geweest zijn – een reeks door hem opgestelde stellingen tegen de scholatiek liet verdedigen. Dit was in feite een veel hardere aanval op de traditionele theologie dan de 95 stellingen over de boetedoening, die later dat jaar op 31 oktober zouden volgen. Het was een frontale aanval op Aristoteles, en vooral diens Ethica, en de hele scholastieke traditie. Men kon geen theoloog worden als men Aristotoles niet afzwoer. Welnu, de vierde stelling luidt aldus:

‘Veritas itaque est quod homo arbor mala factus non potest nisi malum velle et facere.’

De waarheid is dus dat de mens, gemaakt als een slechte boom, alleen maar in staat is om het kwade te willen en te doen. Karl Barth schreef overigens interpreterend over de ‘einmal ein schlechter Baum gewordene Mensch’. De tekst die ik onder ogen kreeg en waar dit stukje mee begon, ging er vanuit dat de mens uit een slechte boom gemaakt is, maar er blijkt in feite te staan dat hij zelf een slechte boom is. Daardoor liet ik me even op het verkeerde been zetten en daaraan is dit stukje te danken – of te wijten, zo u wilt. Vertalingen voegen er meteen een verwijzing naar Mattheus 7: 17-18 aan toe en dat lijkt me de juiste uitleg:

‘Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort en een slechte boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen.’

Dat is dus andere beeldspraak: de boom en zijn vruchten. De mens is de boom en in de stelling van Luther bestaan zijn vruchten in het willen en het doen van het kwaad. In het beeld van Kant gaat het om de kwaliteit van het hout, dat natuurlijk ook van de boom komt, als zodanig. Als dat hout krom is, zal de boom dat ook wel geweest zijn. Maar het is een ander beeld.

KrummesHolz

.

Oudheid
Kortom, ik had graag een mooi stukje over een ontlening van Kant aan Luther geschreven, maar het lukt gewoon niet om die rond te krijgen. Het zit er nu eenmaal niet in. Ondertussen moet het beeld dat Kant gebruikte, van het kromme hout dat nooit recht zal worden, wel van tamelijk oude datum zijn. In het dertiendelige lexicon Thesaurus proverbiorum medii aevi. Lexikon der Sprichwörter des romanisch-germanischen Mittelalters (1995-2002)begonnen onder redactie van Samuel Singer, kom ik althans enkele citaten uit het Grieks tegen waarin deze beeldspraak – dat krom hout zich nooit recht laat maken – al gebruikt wordt. Maar het is tevens zo’n lexicon dat van de afk. aan elkaar hangt, zodat de lust tot verder opzoeken je direct vergaat. Het blijkt onder andere om Pseudo-Diogenianos te gaan, een tekstenverzameling die kennelijk uit het einde van de eerste eeuw afkomstig is, maar waarin de verzamelde teksten veel ouder kunnen zijn. En de afkorting ‘Frg. com. adesp.’ blijkt voor Fragmenta comica adespota te staan, een anonieme verzameling fragmenten van komedieschrijvers, in de negentiende eeuw door Theodor Koch uitgegeven, die door het lexicon op 1271-1291 gedateerd wordt. Maar als ik het goed begrijp, gaat het dus om anonieme fragmenten uit de Griekse of althans Grieks schrijvende Oudheid. Wie zin heeft, mag de andere afkortingen nog eens gaan oplossen.

Ik vind het voorlopig voldoende dat ik weet dat Kants kromme hout dat nooit recht zal worden, geen originele vondst was, maar een staande uitdrukking, die kennelijk al uit de Oudheid afkomstig is, ver van voor Luther dus. Weliswaar is de toepassing daarmee nog niet gegeven, maar waar zou je die anders op toe moeten passen dan op het menselijk handelen of de gehele mens? Ook in Nederland moet de uitdrukking bekend geweest zijn. ‘Wie isser, die alle krom-hout kan recht maken?’, vroeg Johan de Brune de oude zich blijkens het Woordenboek der Nederlandsche Taal in 1657 af.

Kant en Luther vinden elkaar in dit stukje dus niet. Ten onrechte bleek ik even een associatie gekregen te hebben bij twee verschillende beeldspraken. Maar in 1970 gebruikte de bekende lutherse theoloog Helmut Gollwitzer de kantiaanse beeldspraak wel in een boektitel: Krummes Holz – aufrechter Gang. Zur Frage nach dem Sinn des Lebens. Zo kwamen Kant en Luther dus toch nog een beetje bij elkaar.

Eik
Kan uit krom hout, kromhout, dan helemaal niks worden? Jawel, hoor. Het werd – en wordt misschien nog wel – voor ‘industrieele doeleinden, met name in den scheepsbouw’, gebruikt, zegt het woordenboek. En men plantte, lees ik ergens, dan bewust beuken aan naast eiken, zodat de eiken kromgroeiden en het gewenste hout opleveren. Krom hout is dus best ergens goed voor.

(199)

2 reacties to “Homo arbor mala factus – Aus so krummem Holze, als woraus der Mensch gemacht ist…”

  1. Was het dan de bedoeling van de Kromhout-kazerne om jongemannen recht te trekken?

    • Ongetwijfeld. Die kazerne was vernoemd naar Joachim Hendrik Kromhout (1835-1897) – het is dezer dagen niet moeilijk dat even na te kijken – maar het is opmerkelijk dat zijn vader baksteenfabrikant was. Dat is ander bouwmateriaal dan hout. Opvallend is de zeker de naam van de Amsterdamse museumwerf ’t Kromhout. Dat is nu echt eens een passende naam en die zal wel niet geheel toevallig zijn.

Plaats een reactie