Het boek dat ik toch maar gelezen heb – Over Martin Bosma en ‘Minderheid in eigen land’

door Jan Dirk Snel

[Dinsdag 2 juni 2015] Eén ding pleit in ieder geval voor het nieuwe boek van Martin Bosma: dat het echte voetnoten, aan de voet van de bladzijde dus, heeft. In die zin is de weigering van de oorspronkelijk beoogde uitgever Prometheus Bert Bakker, die de akelige reputatie heeft noten plompverloren aan het eind te plempen, om tot publicatie over te gaan, misschien wel een zegen geweest – voor wie het boek tenminste wil lezen. Nu is het boek volgens de ISBN-gegevens uitgekomen bij Polpam Uitgevers, een van de vele handelsnamen van Rvp Publishers B.V. En dat Rvp staat dan ongetwijfeld voor René van Praag, met zijn Uitgeverij Van Praag ook de uitgever van onder meer Hans Jansen, Roel van Duijn en Fleur Agema. Dat het boek afkomstig is van die uitgeverij, staat trouwens ook gewoon op het etiket van het exemplaar dat ik bij de Amsterdamse boekhandel Scheltema aanschafte.

Mier
Maar op de titelpagina staat iets anders: Bibliotheca Africana Formicae. Dat moet zoveel betekenen als: Afrikaanse Bibliotheek ener Mier. Tenminste, mijn woordenboek zegt dat formica mier betekent. Men moet in dit geval dus niet denken aan het materiaal formica, dat van for mica komt. Een mier staat trouwens telkens ook boven het imprint en op de rug afgebeeld. Maar wat die mier hier te betekenen heeft? De uitgever gebruikte het als ijverig bekend staande diertje eerder, namelijk bij het boek Luther, een sympathieke potentaat van de hand van René Süss dat in 2012 verscheen onder het imprint Bibliotheca Theologica Formicae. Het uitgeversdeel van het ISBN is hetzelfde: 8591. Dat boek droeg als nummer 201, terwijl dat van Bosma numero 202 is.

RIMG0298Maar handig dus, die noten aan de voet van de bladzijde. Zouden alle uitgevers moeten doen. Maar in dit geval heeft het ook iets ostentatiefs en imponerends, vooral omdat er van het begin tot het eind doorgeteld wordt, tot we in de bijlagen uiteindelijk uitkomen bij noot 2098. Het is gebruikelijker om bij elk hoofdstuk of in ieder geval bij elk deel weer bij één te beginnen. En bij voetnoten kan men zelfs elke bladzijde weer opnieuw beginnen. Dat scheelt ook nogal wat ruimte in de tekst. Maar Bosma wil etaleren. Hij wil kennelijk laten zien dat hij niet zomaar wat beweert, maar zich wel degelijk gedocumenteerd heeft. Of hem dat ook gelukt is? [Opmerking 4 juni 2015: Maar als u dit stuk nu pas leest, zou u misschien ook direct over kunnen stappen naar de grondige recensie door Bas Kromhout, ‘Martin Bosma doet de waarheid over Zuid-Afrika geweld aan. Zie ook mijn tweede naschrift hieronder.]

Daar kom ik zo op terug. Eerst een andere vraag: moeten wij dit boek ook lezen? Over die vraag was de laatste dagen nogal wat te doen. Diverse lieden betoogden dat men dit boek rustig ongelezen kan laten. Dat geldt uiteraard voor de meeste boeken. Het overgrote deel van het boek gaat over Zuid-Afrika en niet iedereen hoeft zich zo intensief voor dat land te interesseren dat hij er de lectuur van 520 bladzijden voor over heeft. Ook de reputatie van de auteur speelt vanzelfsprekend een rol. Zijn vorige boek, De schijn-élite van de valse munters uit 2010, vond ik een bijeengeharkt, inconsistent zootje. Ik heb dat destijds zorgvuldig gelezen en dat gaf me op zich geen aanleiding ooit nog een boekwerk van deze manipulatieve auteur ter hand te nemen. (Nee, ik ga dat oordeel nu niet toelichten, men kan mijn oordeel, gefundeerd of niet, hier als gegeven beschouwen, maar de lectuur van het essay van Ronald HavenaarTe licht bevonden. Over PVV-ideoloog Martin Bosma, kan ik altijd nog van harte aanbevelen.)

Mythes
Kortom, er zijn genoeg valide redenen om het boek niet te kopen en te lezen. Over Zuid-Afrika zijn trouwens genoeg andere boeken van deskundigen beschikbaar, zoals men alleen al uit de vele voetnoten bij Bosma kan opmaken. Bij een gezond oordeel hoort soms ook dat men weet waar men zijn tijd beter maar niet aan kan besteden. Toch kon ik uiteindelijk mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen, vooral niet nadat nogal wat lieden meenden dat ze zonder het boek gelezen te hebben konden uitmaken dat het wel een waardeloos werkje moest zijn. Dat leek me nu ook weer niet echt verstandig. De reputatie van de auteur mag dan bekend zijn, dat wil nog niet zeggen dat hij louter onzin te berde brengt. En nadat ik het boek van a tot z gelezen heb, moet ik zeggen dat Bosma dat zeker niet doet. Laat ik maar bekennen dat ik op dit moment eigenlijk niet goed weet wat ik van het gehele betoog moet denken.

Het boek is retorisch in ieder geval sterk opgebouwd. Het bestaat na de inleiding uit zeven delen en een epiloog: (1) Het Afrikaander volk, (2) Het ANC, (3) De Volksoorlog, (4) Handlangers van het ANC, (5) Het Nieuwe Zuid-Afrika, (6) Apartheid 2.0, (7) Schuld en schaamte, en (de epiloog) Nederlanders als minderheid. Binnen elk deel bevat het diverse ongenummerde hoofdstukken die allen met hetzelfde woord beginnen: Mythe, gevolgd door een dubbele punt. Het eerste deel begint aldus met (a) ‘Mythe: Jan van Riebeeck is een veroveraar’. De volgende ‘mythes’ die behandeld worden, zijn: (b) de Boeren vechten een koloniale oorlog, (c) Afrikaans is de taal van de apartheid, (d) Afrikaners zijn allochtoon, (e) zwarten vormen de oorspronkelijke bewoners, de Afrikaners zijn de kolonisten, (f) de slechte Europeaan maakt een einde aan een idyllisch Afrika, (g) de oude apartheid is uitgevonden door de Afrikaners, (h) miljoenen doden. (Ik heb zelf de letters ter onderscheiding toegevoegd, zoals u al begrepen zult hebben.) En zo gaat dat het hele boek door.

Nu kan men natuurlijk opmerken dat het bestrijden van ‘mythes’ ook al snel zou kunnen neerkomen op het bevechten van stropoppen. Neem de ‘mythe’ waar het tweede deel mee opent: het ANC heeft niets met het communisme te maken. Wie zou dat nu nog denken? Het is immers maar al te duidelijk dat de acceptatie van het ANC als onderhandelingspartner pas mogelijk was geworden door het einde van de Koude Oorlog en de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Toch lijkt Bosma hier wel degelijk een punt te hebben. Hij citeert in ieder geval enkele lieden – Vara-commentator Karel Roskam, secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk Karel Blei – die zo’n vermeende band met het communisme ontkenden of als propaganda van de hand deden. ‘Want één ding is zeker: Nelson Mandela is nooit communist geweest’, citeert hij bijvoorbeeld Roskam uit diens boek Het ANC op weg naar morgen (1987). Ik kan nu niet nagaan of Roskam dat daar inderdaad ook op pagina 53 schrijft. Wel kan ik nu snel vinden dat Roskam in 2004 in een interview bijna letterlijk hetzelfde zei: ‘Want één ding is zeker: Nelson Mandela is geen communist, nooit geweest ook.’ Maar Roskam zei er toen nog wel iets bij: ‘Als hij het wel was geweest, was hij ook mijn held gebleven, daar gaat het niet om’, waarna hij uitlegde dat communisme in Zuid-Afrika destijds iets heel anders was dan in Europa. En hij zei erbij: ‘Ik had geen enkel boek gelezen van Mandela waar dat in zou kunnen staan.’ Dat lijkt op zich ook weer te kloppen, want de historicus Stephen Ellis ontdekte Mandela’s kortstondige lidmaatschap van de SACP pas enkele jaren geleden tijdens de research voor zijn boek External Mission. The ANC in Exile, 1960-1990, dat in november 2012 verscheen. (Toen verscheen dit nieuws ook in diverse kranten, met kennelijk The Telegraph voorop. Dat hij het al in een paper uit 2011 onthulde, zoals een auteur in de New York Times beweerde, heb ik niet kunnen vinden.) Kortom, dit is typisch zo’n geval waarin Bosma wel enig gelijk lijkt te hebben, maar tevens de context – wie kon wanneer wat weten? – nogal verwaarloost.

Ellis
Bosma schrijft zijn boek duidelijk à thése. Zijn hoofdpunten zijn de communistische achtergrond en het gewelddadige karakter van het ANC en de vergoelijking daarvan door met name Nederlandse sympathisanten, alsmede de desolate staat waarin Zuid-Afrika onder het ANC-bewind de afgelopen twee decennia geraakt is. Men zou heel nauwkeurig al zijn noten na moeten trekken om te kunnen beoordelen hoe zorgvuldig hij daarbij te werk gaat. Ik weet dat gewoon niet.

Bosma leunt bijvoorbeeld sterk op het werk van de al genoemde Stephen Ellis, verbonden aan het African Studies Centre in Leiden en hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Die gaf gisteren een verklaring uit waarin hij stelt dat veel van Bosma’s verwijzingen ‘are bizarre and some invented’:

‘Perhaps the most glaring is the statement on page 90: “In 1953 gaan leden van de SACP (South African Communist Party) op audiëntie bij Mao en Stalin. Ze ontvangen meteen 30.000 dollar van de Russische communisten” (in English: “In 1953, members of the SACP have an audience with Mao and Stalin. They immediately receive 30,000 dollars from the Russian Communists”). A footnote attributes this to page 13 of my book – which in fact mentions only a visit to China in 1960, long after the death of Josef Stalin.

Dat is nou ook weer niet zo’n heel erg volledige weerlegging. Het klopt dat Bosma Ellis niet goed weergeeft, maar het is ook weer niet juist dat de betreffende bladzijde ‘alleen een bezoek aan China in 1960’ noemt. Dat bezoek noemt Ellis inderdaad, maar hij schrijft ook dat Walter Sisulu zeven jaar eerder, in 1953 dus, in Beijing was en dat Joe Matthews, een lid van het Centraal Comittee van de SACP, zich later herinnerde dat hij en een ander CC-lid, Michael Harmel, uitgebreide besprekingen voerden ‘with Soviet officials and military officers at Stalin’s former dacha outside Moscow’. Maar wie goed leest, ziet dat dat in 1960 was en niet in 1953 en dat er van een ontvangst door de in 1953 overleden Stalin geen sprake was. Wel meldt Ellis dat er volgens een Sovjet-deskundige afgesproken werd dat de Communistische Partij van de Sovjet-Unie voor het eind van 1960 30.000 dollar aan hulp zou schenken. Ook vertelt Ellis op dezelfde bladzijde dat Mao in november 1960 enkele Zuid-Afrikanen ontving. Kortom, Bosma is slordig, het jaar klopt niet, de audiëntie bij Stalin klopt niet, maar de ontvangst door Mao (in een ander jaar) weer wel en het bedrag klopt op zich ook. Het punt van de steun blijft dus staan, de wijze waarop die verhaald wordt niet. De vraag is vervolgens hoe vaak Bosma dit soort fouten maakt.

Ellis heeft nog een correctie:

‘More than once Martin Bosma attributes to me the statement that “het ANC is een criminele organisatie” (in English: “the ANC is a criminal organisation”), which I am said to have made at a meeting in January 2013. In fact I have never made such a statement and it is not my opinion. Anyone who wants to know my views on the ANC should read my book’, Prof. Ellis says.’

Meer dan eens verwijst Bosma naar deze uitspraak die Ellis tijdens een lezing over zijn boek op vrijdag 25 januari 2013 op de Vrije Universiteit gedaan zou hebben. Zolang er geen uitgeschreven tekst of een geluidsopname beschikbaar is, is het hier een kwestie van woord tegenover woord. Was Bosma aanwezig? Zijn zijn aantekeningen nauwkeurig? Je zou zeggen, zolang er geen helder bewijsmateriaal is, dien je de spreker te geloven. Maar toevallig kwam ik in een brief die Stephen Ellis ruim vier maanden later aan de New York Review of Books stuurde, deze slotzin tegen:

‘More prosaically, the ANC has degenerated into what one senior member recently described to me as “a criminal enterprise.”’

Dat maakt de weerlegging door Ellis er niet direct sterker op. Twee jaar geleden stemde hij wel degelijk in met iemand die het ANC een criminele onderneming noemde. Je zou willen dat Ellis met al zijn expertise een uitgebreidere en vooral nauwkeurigere beschouwing aan het boek wijdde.

Tutu
Door zijn notenvertoon nodigt Bosma de lezer er in feite toe uit om alles nog eens na te trekken. Op zich moet dat met een aardig deel ook via internet wel te doen zijn, omdat Bosma nogal eens op artikelen uit kranten en bladen steunt, maar de tijd ontbreekt mij om daar nu aan te beginnen. Maar soms lees je iets waarvan je eigenlijk zo wel weet dat het niet waar kan zijn. Neem nu deze passage op pagina 303/4:

‘Bisschop Tutu, held van de Nederlandse pro-ANC-beweging, pleit zelfs voor een speciale ‘blankenbelasting’. Huidskleur als reden meer te betalen.[1333] De christelijke voorman gelooft blijkbaar in de theorie van de collectieve schuld. Dit overduidelijk racistische voorstel[1334] staat niet in de weg dat Tutu als een held wordt binnengehaald als hij in 2012 naar ons land komt. Hij ontvangt een eredoctoraat in Groningen, wordt door de koningin ontvangen en benoemd tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau.[1335] Twan Huys van de staatsomroep (het programma College Tour van het multiculturele NTR) staat klaar om de aartsbisschop onderdanige vragen te stellen.’

Dat lijkt heel feitelijk, tenminste als de beweringen inderdaad goed gefundeerd zijn. Noot 1333 – in het boek staan de noten uiteraard in superscript en omdat het me niet lukt dat hier te imiteren, heb ik ze maar tussen haken gezet – verwijst naar een artikel op de website van Independant Online en het artikel van Murray Williams van 12 augustus 2011 draagt inderdaad het opschrift ‘Tutu calls for wealth tax on whites’. Maar wie het artikel leest, zal zien dat Tutu bij een boekpresentatie op de universiteit van Stellenbosch zich specifiek richtte tot een welvarend blank publiek. Je kunt je afvragen of alles wat hij beschrijft, inclusief het lukraak deponeren van afval, nu echt aan de apartheid toe te schrijven valt, maar het lijkt me op zich redelijker om ervan uit te gaan dat Tutu hier met zijn voorstel voor een belasting op rijkdom een appel deed op juist het publiek dat hij die avond aantrof, dan dat hij voor belastingen per se een racistische maatstaf wilde invoeren. Hij uitte ook kritiek op het wagenpark van president Zuma’s kabinet. Bosma kan dan vervolgens (in noot 1334) wel een bericht aanhalen waarin een politieke partij het voorstel racistisch noemt, maar dat maakt zijn punt er niet geloofwaardiger op. Ik heb bewust nog iets meer geciteerd, omdat men aan de bewoordingen – ‘staatsomroep’, ‘multiculturele NTR’, ‘onderdanige vragen’ – meteen Bosma’s suggestieve stijl herkent. Zo kennen we hem.

Maar ook dit is natuurlijk een detail. Het valt zo niet te zeggen in hoeverre ze de kern van zijn betoog raken. Het kan zijn dat hij soms slordig en suggestief is, maar ik kan me nu ook weer niet voorstellen dat veel feiten in zijn boek helemaal niet kloppen. Inzake de achtergronden en het disfunctioneren van het ANC en de vaak kritiekloze houding in Nederland, stelt hij naar mijn idee wel degelijk urgente vragen aan de orde. Het is alleen de vraag of we niet beter op dergelijke vragen in zouden kunnen gaan als ze afkomstig waren van een wat onbevangener, maar wel kritische waarnemer.

Leegte
Maar dat Bosma’s aanklacht te denken geeft, zou ik niet graag willen ontkennen. Het nadeel is alleen dat het ontbreekt aan een open zoektocht naar verklaringen. Voor het einde van de oude apartheid heeft Bosma een simpele maar op zich niet geheel onjuiste structurele verklaring, de demografie – het theoretische systeem van Verwoerd en anderen werkte simpelweg niet, zoals zakelijke waarnemers direct al vaststelden – maar waarom uitgerekend het ANC zoveel macht kon krijgen, laat hij in feite onverklaard. Net als in zijn vorige boek veronderstelt hij eigenlijk alleen maar kwade trouw of zwakte: zoals ‘de elites’ in Nederland volgens hem capituleerden voor het multiculturalisme, zo gaf de regering van F.W. de Klerk de macht maar zo, zonder deugdelijke garanties, uit handen. Erg overtuigend is dat niet. Bosma is een aanklager, het ontbreekt hem aan de open historische blik die naar verklaringen zoekt.

Laat ik nog een enkel punt aanstippen. De laatste dagen is er nogal veel te doen geweest over de zogenaamde ‘legelandtheorie’, door correspondent Bram Vermeulen in de NRC als onwaar beoordeeld. Soms legt Bosma inderdaad te veel nadruk op de veronderstelde leegte. Zo haalt hij een paar keer – in ieder geval op de bladzijden 70 en 476 – de antropoloog H.J. Kiewiet de Jonge aan die in 1909 schreef: ‘In Transvaal ziet men Zulu’s zoo goed als niet’. Wie gewoon even op Wikipedia kijkt, zal echter ook zien dat volgens de volkstelling van 1904 er in de Transvaal 937.127 zwarten leefden tegenover 297.277 blanken. En dat in heel Zuid-Afrika toen 67,5% van de bevolking zwart was en 21,6% blank. Het is juist dat de verhoudingen sindsdien verschoven zijn, maar de Afrikaners vormden al heel lang een minderheid. In de Boerenoorlog speelde de zwarte en gekleurde bevolking trouwens ook een behoorlijke rol. Ook in zijn befaamde boek over De Boerenoorlog, door Bosma diverse keren aangehaald, verwijst Martin Bossenbroek overigens naar de bevindingen van Peter Warwick uit 1983 op dit punt. Maar Bosma schrijft ook:

‘Er zijn maar twee volkeren die aanspraak kunnen maken op de titel oorspronkelijke bewoners van Zuid-Afrika. Dat zijn de Hottentotten, oftewel de Khoi, en de San.’

En op het bijgevoegde kaartje uit het boek van Louis Changuion en Bertus Steenkamp, Omstrede land uit 2011 – dat zelf vast en zeker ook wel weer omstreden is, maar waarvan ik de waarde nu niet kan beoordelen – over de ‘stroom van de Bantoe-volkeren zuidwaarts’ staat op een belangrijk punt wel het jaartal ‘±1200’. Die hele vraag naar wie het eerst was, lijkt me ook weinig relevant. Natuurlijk horen de Afrikaners na honderden jaren thuis in Zuid-Afrika. Het zou onzinnig zijn iets anders te denken. De vraag naar de binnenkomst is historisch niet oninteressant, maar een systematische rechtvaardiging is simpelweg overbodig.

Minderheden
RIMG0303Ook al is het boek doorspekt met polemische uitvallen tegen antiapartheidsactivisten uit met name de jaren zeventig en tachtig, meer dan ik verwacht had, gaat het over Zuid-Afrika. De epiloog over ‘Nederlanders als minderheid’ hangt er eigenlijk maar een beetje bij en overtuigt totaal niet. Bosma houdt een heel verhaal over Amy Chuan’s vertoog over Economische Succevolle Minderheden die in vele landen tot schade van de samenleving verjaagd worden en dat lijkt me zeker geen onzinnig verhaal, al zou ik willen opmerken dat minderheden ook om andere redenen dan economische het slachtoffer van etnische zuiveringen kunnen worden. Ik bedoel maar, ik geloof niet dat de grootscheepse verdrijving van minderheden in Midden-Europa tijdens de afgelopen eeuw alleen maar te maken had met hun economisch succes, al zal dat soms ook een rol gespeeld hebben. Etnische zuivering en homogenisering hangen vaak ook samen met een proces van democratisering en politieke modernisering. (Ik weet er verder te weinig van, maar dat Aung San Suu Kyi niet echt staat te popelen om zich uit te spreken tegen de verdrijving van de Rohingya’s in Myanmar lijkt me bepaald geen toeval.) Maar ondanks al zijn cijfers over immigratie en (niet-westerse) allochtonen maakt Bosma op geen enkele wijze duidelijk hoe ‘autochtone’ Nederlanders een bedreigde minderheid in eigen land zouden kunnen worden. Als er al een gevaar denkbaar zou zijn, dat ik voorlopig trouwens niet zie, dan zou het eerder zijn dat een van de minderheden in Nederland in het gedrang komt. (Alleen voor orthodoxe joden doemt dat gevaar bij tijden enigszins op.)

De suggestie van de epiloog kunnen we rustig afdoen als PVV-kletskoek, maar of dat ook geldt voor de rest van het betoog, dat zou ik eerlijk gezegd zo niet weten. Wat het boek wel duidelijk maakt, is dat Bosma een totaal andere politieke achtergrond heeft dan zijn politieke leider. Hij geeft wel steeds af op links, maar dat is het progressieve links van de afgelopen decennia. Hij lijkt zich net als in zijn vorige boek eerder thuis te voelen bij de klassieke sociaaldemocratie, al lijkt hij ook wel aan te voelen dat die door de ontwikkeling van de samenleving niet voor niets ondergegaan is.

Ook lijkt hij met zijn zucht tot polemiseren het belang van Nederland nogal te overschatten. Het is inderdaad een goede vraag waar het vaak eenzijdige activisme inzake Zuid-Afrika nu precies vandaan kwam en ik denk dat Bosma op zich gelijk heeft dat dat meer te maken had met culturele verschuivingen binnen onze samenleving dan met werkelijke betrokkenheid bij Zuid-Afrika. Het is inderdaad opmerkelijk dat de fraaie woorden van Mandela en bisschop Tutu altijd op meer aandacht konden rekenen dan de werkelijke en inderdaad vaak zorgwekkende ontwikkelingen binnen Zuid-Afrika. Bosma heeft naar mijn idee gelijk als hij wijst op het belang van de ‘sixties-revolutie’. Die heeft ons wereldbeeld inderdaad grondig veranderd en het wereldbeeld van voorheen voor veel mensen nu grotendeels onbegrijpelijk gemaakt. Maar ook die culturele omwenteling kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen, maar behoeft verklaring, waarbij de explosief gestegen welvaart uiteraard een factor van jewelste is. Ik geloof ook niet dat het activisme alleen met schaamte en schuld te maken heeft. Het ging ook om hoop en een streven naar gerechtigheid, ook al pakte dat misschien concreet niet altijd gelukkig uit. Het is die hoop die mensen nu vast willen houden als ze zich wel door bisschop Tutu willen laten inspireren, maar de werkelijkheid in Zuid-Afrika liever niet zien.

Besluit
Wat je ook van Bosma kunt zeggen, ijverig als de mier op het boek is hij zeker. Het is ook geen domme jongen. Maar tevens is ook hij te veel een kind van een postmodernisme dat meent dat waarheid vooral een constructie is. Hij zet zijn eigen verhaal in elkaar en soms op een manier die, bij alle wantrouwen dat ik steeds koesterde, niet van overtuigingskracht gespeend is. Maar zijn neiging tot polemiek tegen een ‘elite’ die nooit die macht en de omvang gehad heeft die hij eraan toekent – ‘Wie zaten ernaast? De complete elite van Nederland’, schrijft hij op bladzijde 419 – maakt van zijn onderneming te veel een spel. Je zou wensen dat de talenten die hij onmiskenbaar heeft, beter benutte, in een minder politieke en polemische context.

Dit is geen bespreking van het boek van Bosma. Dit zijn slechts wat opmerkingen. Je kunt ook heel goed betogen dat ik beter niet met de hype had kunnen meedoen. Hoeveel aandacht krijgt een geleerd en kritisch boek over de ontwikkelingen in Zuid-Afrika nu? Maar het lijkt me ook niet verstandig om zonder het boek gelezen te hebben er al te veel op af te geven. Ik kan eigenlijk alleen maar instemmen met het oordeel dat Tom-Jan Meeus zaterdag in een informatief stuk in NRC Handelsblad, waarin hij het oorspronkelijke manuscript vergeleek met de nu gepubliceerde versie, over het boek velde. Ik hoop vooral op besprekingen van echte kenners die het boek zo onbevangen mogelijk zullen benaderen.

Naschrift (donderdag 4 juni 2015, 12.15 uur)
Bovenstaand stukje, waaruit ik gewoontegetrouw na publicatie enkele verschrijvingen verwijderd heb, werd door lezers van zeer uiteenlopende pluimage goed ontvangen. Toch moet ik bekennen dat het mezelf niet helemaal lekker zat. Had ik me toch niet te veel in de luren laten leggen? Was ik ondanks al mijn ambivalentie niet toch te welwillend geweest? Vandaag verscheen er bijvoorbeeld een stuk van de hand van Bert Luirink, simpel ‘Kanttekeningen bij het boek van Martin Bosma‘ geheten, dat me in al zijn zakelijke beknoptheid behoorlijk raakt lijkt (op mogelijk die ene kanttekening na die Bas Kromhout inmiddels maakte). Bosma beschikt over een grote suggestieve kracht, zoals ik hierboven in de passage over bisschop Tutu liet zien. Hij manipuleert zo met woorden en met termen dat hij je, ook als je wantrouwig bent, onwillekeurig toch meesleept.

Maar ik kan ook opmerken dat mijn stukje nadrukkelijk geen bespreking beoogde te zijn, zoals ik ook schrijf. En dat ik met zoveel woorden hoopte en hoop op kritische, zakelijke beschouwingen van kenners. Over bijvoorbeeld de ‘regstellende aksie’ heb ik geen woord geschreven. Het is uiteraard duidelijk dat Bosma wetgeving in die trant veel te gemakkelijk racistisch noemt, maar dat hij het bij zijn klachten over nieuw ‘racisme’ (en zijn lijst met 117 wetten) over ‘regstellende aksie‘ of ‘affirmative action‘, in het Nederlands ‘positieve discriminatie’, een op zich al paradoxaal en vooral lastig begrip, heeft, is de lezer ook duidelijk. Dat Bosma zaken naar zijn hand zet, is helder – neem alleen al de wijze waarop hij al te gemakkelijk met de term ‘genocide’ zwaait (dat had ik zeker op moeten merken) – maar daarmee is nog niet uitgemaakt of er aan dit beleid ook niet problematische kanten zitten. Dat blijft het probleem met zijn boek. Misschien moet je niet zozeer zeggen dat Bosma serieuze vragen opwerpt, als wel dat hij op zijn eenzijdige wijze bij bestaande en wel degelijk serieuze vragen aansluit en er binnen zijn eigen kader mee op de loop gaat.

Luirink maakt dus terechte kanttekeningen, maar dat is het glibberige van Bosma’s boek: sommigen dingen staan er ook al zo in. Of tenminste min of meer. Luirink heeft bijvoorbeeld groot gelijk als hij schrijft: ‘Segregatie was niks nieuws voor Zuid-Afrika maar het stelsel van racistische wetten waaraan de Afrikaner nationalisten na hun verkiezingsoverwinning in 1948 vormgaven, was dat wel.’ Maar ook al heet Bosma’s hoofdstuk daarover ‘Mythe: de oude apartheid is uitgevonden door de Afrikaners’, hij beschrijft vervolgens wel degelijk een aantal wetten waarmee de Nasionale Party na 1948 kwam. En zijn opmerking dat Verwoerd ‘sterk in de maakbaarheid van de samenleving’ geloofde, lijkt me op zich weer juist. Kortom, Bosma weerlegt de ‘mythe’ niet echt, hij relativeert die alleen wat. Ook in zijn inconsistenties weet hij met oneliners als ‘De Afrikaners schaften de apartheid af’ toch weer stellig over te komen.

Kromhout

Lees nu vooral dit stuk van de hand van Bas Kromhout

Er is één voetnoot die in feite niets te maken heeft met het hoofdthema van het boek, maar die me op een bepaalde wijze toch typerend lijkt voor Bosma’s werkwijze. Dat is noot 2043 op bladzijde 476, die verwijst naar het boek van Joan Peters, From Time Immemorial uit 1984. Die moet de bewering staven dat ‘de zogenaamde Palestijnen (…) in belangrijke mate allochtoon’ zijn en dat toen ‘de Joodse opbouw in de jaren twintig en dertig succesvol bleek’, de Arabische bevolking in Palestina – ‘het huidige Israël’, schrijft Bosma dan – ‘vervijfvoudigde’. Dat boek van Peters is inmiddels aan alle kanten gekraakt en weerlegd. Bosma moet dat weten. Even op Wikipedia kijken is al voldoende om op zijn minst nattigheid te voelen. Toch doet hij alsof hij hier een feit debiteert. En menige onwetende lezer zal er nog intrappen ook. Maar het is niet anders dan kwade trouw. Ik krijg de indruk dat Bosma’s boek in hoge mate in dezelfde categorie valt.

Wat dus nog steeds niet wil zeggen dat er geen serieuze vragen in het boek aan de orde komen. Dergelijke vragen verdienen ook zeker bespreking. Maar dan liever aan de hand van geleerden die serieus, open, kritisch en zo onbevangen mogelijk op zoek zijn naar de waarheid.

Tweede naschrift (donderdag 4 juni 2015, 15.50 uur)
Vergeet mijn stukje hierboven verder. Het heeft eigenlijk alleen enige waarde als het gaat om inzicht te geven in de suggestieve kracht die van Martin Bosma’s wijze van schrijven uitgaat. Dé grondige, kundige recensie waar ik al op hoopte, is inmiddels verschenen: Bas Kromhout met zijn stuk ‘Martin Bosma doet de waarheid over Zuid-Afrika geweld aan‘ op The Post Online. Hij toont niet alleen aan dat Bosma bewust eenzijdig is, maar laat ook overtuigend zien dat je hier gerust van kwade trouw mag spreken. In die zin ben ik hierboven werkelijk te welwillend geweest. Meer hoef ik niet te zeggen. Lees en hérlees het grondige, vernietigende en daarbij ook nog eens evenwichtige stuk van Bas Kromhout.

(189)

4 Responses to “Het boek dat ik toch maar gelezen heb – Over Martin Bosma en ‘Minderheid in eigen land’”

  1. Je hebt dan toch moedig, met lichte weerzin, je bordje pap leeggegeten. Het blijkt best lekker te zijn.

  2. Een beetje flauw, dat je mijn reactie toch niet plaatst. Riekt naar censuur.

Trackbacks

Plaats een reactie