Ik vind… Over hedendaags subjectivisme

door Jan Dirk Snel

 .:.

Er is een klein misverstand in omloop. Dit: dat waardeoordelen puur subjectief zouden zijn. Of anders gezegd: dat uitspraken over de kwaliteit van iets alleen maar het allerpersoonlijkste standpunt van de spreker zouden uitdrukken.

Jij-bak
Je zou het de filosofische jij-bak kunnen noemen en die is erg populair vandaag de dag. Als iemand zegt dat iets zus of zo is en daar zit moreel of esthetisch of anderszins een waardeoordeel in, dan wil de reactie nog wel eens zijn: ‘ja, dat vind jij!’ Als iemand argeloos opmerkt dat het optreden van een zekere cabaretier rond Oud en Nieuw weer helemaal niks was – laat ik even voor de helderheid toevoegen dat ik weer eens van niets wist en alleen bij het onverwacht zien van een zekere Youp verveeld weggezapt ben – kun je er donder op zeggen dat iemand anders antwoordt met: ‘ja, dat zeg jij!’

Rijksmuseum in de negentiende eeuw. Koning Willem III weigerde de opening van dit ‘klooster’ of ‘bisschoppelijk paleis’ bij te wonen (Collectie Nederlands Architectuurinstituut)

Die jij-bak is op zich wel grappig. Het is immers nogal helder dat de spreker, de als jij aangesprokene, het zegt en niemand anders. Dat wist die figuur zelf ook wel. Maar de bedoeling is natuurlijk: dat is een uitspraak die alleen voor jouw rekening komt en die niet door mij zal worden overgenomen. Het is een andere manier van spreken voor: jij vindt dat wel, maar ik denk daar heel anders over.

Soms kom je zelfs wel eens mensen tegen die in alle ernst betogen dat je dus nooit mag zeggen dat iets mooi of goed of wat dan ook is, maar dat je dat altijd moet zeggen in de vorm van ‘ik vind dat mooi’ of ‘ik vind dat goed’. Ik vrees dat ze er zich zelf niet aanhouden. Ik wed toch dat als iemand hun een fraai cadeau geeft, ze spontaan uitroepen: ‘O, wat fantastisch, wat een prachtig geschenk!’ Of dat als ze net een indrukwekkende opvoering hebben meegemaakt, na afloop tegen hun metgezellen zeggen: ‘Wat was dat aangrijpend!’ en niet omslachtig gaan formuleren: ‘Ik persoonlijk vond dit een aangrijpende voorstelling.’

Geldigheid
Dat is namelijk het hele punt. Iemand die een waardeoordeel uit en zegt dat iets goed, mooi, waar, nuttig, prachtig, fantastisch, heerlijk, fijn, leerzaam, informatief, beschamend, tweeslachtig, sprankelend, opzienbarend, ongemakkelijk, faciel, bot of eminent was, en je kunt zo nog met honderden of duizenden adjectieven verder gaan, die beoogt niet alleen maar iets over zijn allerintiemste gemoedsbewegingen te zeggen, maar die spreekt wel degelijk een oordeel uit dat een zekere aanspraak op geldigheid of juistheid maakt.

De mate van die aanspraak kan variëren. Als ik in een verhaal over mijn fietstocht van De Ysbreeker naar De Balie veronderstel dat het Amstelhotel bij de Hogesluis staat, kijk ik gek op als iemand mijn vertelling onderbreekt en vertelt dat dat niet helemaal waar is. Als ik opmerk dat Youp van ’t Hek nu al jaren dezelfde boodschap brengt, verwacht ik ook niet veel tegenspraak, maar het is goed denkbaar dat iemand anders overtuigend kan betogen dat hij zich in dat en dat opzicht werkelijk vernieuwd heeft. Als ik zeg dat Barack Obama teleurstelt als president, weet ik dat ik allerlei reacties kan verwachten, van mensen die me bijvallen, tot mensen die opmerken dat dat veel te zwak is uitgedrukt, tot lieden die met kracht van argumenten komen bewijzen dat hij toch werkelijk wel het een en ander voor elkaar gekregen heeft. Maar ook dan zal ik de antwoorden wegen en kijken of ik mijn stelling in redelijkheid kan handhaven of toch moet bijstellen.

Voorkeuren en waardeoordelen
We moeten twee dingen onderscheiden: het verschil in voorkeuren en de geldigheid van waardeoordelen. De eersten zijn veel persoonlijker en subjectiever dan de tweede, al is er uiteraard vaak een zekere samenhang.

Iemand kan niet zo van Bach of Mahler houden en liever naar rockmuziek luisteren. Het is alleszins redelijk als iemand zegt dat hij liever naar de Stones of de Beatles dan naar een uitvoering onder leiding van Ton Koopman luistert. Maar daarmee is nog niet gezegd dat de Stones nu echt beter zijn dan Bach. Het is ook de vraag of je beiden moet of kunt vergelijken. Maar het is heel iets anders om niet van Bach te houden dan om te beweren dat de Hohe Messe een werkje van niks is of dat Mahlers Eerste Symfonie wel een paar aardige deuntjes bevat. Dan kun je wel zeggen dat je het liever niet aanhoort, maar niet in ernst dat het werk niet om aan te horen is (tenzij je het over een hele slechte uitvoering hebt).

Esthethische oordelen zijn niet willekeurig en dat geldt eigenlijk voor alle waardeoordelen, waarbij de inhoud van het oordeel de mogelijkheid in variatie bepaalt. Het ene boek is rijker van inhoud dan het andere en dan kunnen verschillende oordelen nog wel uit elkaar lopen, het is nu ook weer niet toevallig dat bepaalde auteurs klassiek worden, al is het best mogelijk dat anderen ten onrechte vergeten of overgeslagen worden. Je kunt niet zo van de stijl van Pierre Cuypers houden, maar je kunt ook weer niet beweren dat het Rijksmuseum, de Vondelkerk of het Centraal Station onopvallende gebouwen zijn. Maar niemand zal beweren dat een willekeurige aflevering van GTST hoogstaander is dan een opvoering van de Gijsbrecht, al kun je er misschien weer andere oordelen over vellen die positief voor de soapserie zijn. Ik kan me voorstellen dat iemand betoogt dat sommige scholieren van bepaalde comedy’s meer opsteken dan van kwalitatief hoogstaande toneelregistraties waar ze tegen heug en meug naar kijken.

Breed
Maar al die waardeoordelen zijn betrokken op het object waar ze over gaan. In die zin zijn ze niet willekeurig. En ze beogen daar iets over te zeggen. Wie opmerkt dat een schilderij prachtig is, hoopt dat anderen daar ook mee instemmen en zal het onaangenaam vinden als een metgezel vervolgens antwoordt dat het een knullig ding is, maar er waarschijnlijk weer niet gek van opkijken als die opmerkt dat hij het portret ernaast toch nog net iets aansprekender vindt. Waardeoordelen beogen niet absoluut te zijn, maar maken wel degelijk aanspraak op een zekere geldigheid. Wie beweert dat Gestel het mooiste dorp van Noord-Brabant is en dan op Sint-Michielsgestel doelt, heeft evident ongelijk, want welke maatstaf je ook aanlegt, er zijn zeker mooiere dorpen, maar wie beweert dat het het gezelligste dorp is of het fijnste dorp om te wonen, gezien alle omstandigheden, doet een bewering die veel persoonlijker is en zich daarom minder voor weerlegging leent, tenzij je dus gezamenlijk alle ondersteunende feiten gaat uitpluizen en analyseren.

In dit stukje heb ik het begrip waardeoordeel nogal breed opgevat. Wie erover schrijft, begint meestal bij ethische en esthetische oordelen en in de literatuur, pak het oeuvre van Roger Scruton er maar bij, worden vaak ook de parallellen uitgewerkt. Iedereen zal immers beseffen dat morele oordelen lang niet altijd willekeurig zijn en zo zijn ook esthetische dat zeker niet altijd. Maar ik heb nu veel meer genoemd, niet alleen nut, maar ook waarheid. Dat laatste wordt vaak als afzonderlijk epistemisch oordeel gezien. Bij waarheid zou het immers om standen van zaken gaan en feiten zou je van waardeoordelen kunnen onderscheiden. Het is een journalistiek basisprincipe.

Dat klopt denk ik ook wel, maar waarheid, dat uitlatingen kloppen, wordt verondersteld. Het is een gegeven. Op een moment dat iemand de vraag naar waarheid opwerpt door op te merken dat iets niet waar is, gaat het wel om een oordeel of een waardering, waar je soms op een vergelijkbare wijze als over morele of esthetische waardering redelijk over kunt debatteren. (In de formele logica wordt zelfs over (twee) waarheidswaarden gesproken, al is dat een nogal wereldvreemd systeem, dat men slechts spaarzaam op het alledaagse spreken kan toepassen.)

Object
Elk object vraagt om bepaalde oordelen. Bij esthetische oordelen bijvoorbeeld is een enorme variatie mogelijk maar dat wil nog niet zeggen dat alles redelijk mogelijk is. Het oordeel moet wel in verhouding tot het object staan. Hoge bergen, watervallen, weidse ruimtes, onmetelijke oceanen vereisen een zeker ontzag, wat in de achttiende eeuw wel gethematiseerd werd in het thema van het sublieme. Doordachte romans of technisch knappe schilderijen kun je niet afdoen als dingen van niks, al kun je er nog altijd heel veel verschillende oordelen over vellen en kun je tegelijk bijvoorbeeld best zeggen dat ze jou niet zo veel zeggen, omdat je het dan in feite niet over een waardeoordeel maar over een persoonlijke voorkeur hebt. En gaat het verder.

Het is niet zo dat elk waardeoordeel als jij-bak afgedaan kan worden. Waardeoordelen zijn uitnodigingen tot nadere discussie en bezinning. Ze vragen om instemming of om tegenspraak.

(50)

6 Responses to “Ik vind… Over hedendaags subjectivisme”

  1. Ik moet een beetje denken aan C.S. Lewis in De Afschaffing van de Mens. In het eerste deel/hoofdstuk gaat hij in op een boekje waarin de bewering wordt gedaan dat iemand die over een (in dit geval) waterval zegt ‘wat een prachtige waterval’ met name een bewering doet over de eigen gemoedstoestand. Lewis denkt daar bepaald anders over. Hij vindt dat esthetica het individuele overstijgt en de mens onderscheidt van de dieren (zo uit mijn hoofd). Lang geleden, maar mijn eerste aanraking met de filosofie (toen ik nog op het MBO zat).

    • Beste Evert,
      Wat leuk dat je daarover begint, want ik had dat boekje The Abolition of Man net op mijn bureau liggen en was oorspronkelijk van plan om die passage over de waterval aan te halen. Maar het was niet meer nodig en het stukje was al lang genoeg en, misschien belangrijker, ik ontdekte iets omtrent die passage, waar ik mogelijk een afzonderlijk stukje over ga schrijven. Na mijn ‘ontdekking’ zag ik overigens wel weer dat ik niet de eerste was, maar omdat ik hem toch zelf ook deed, ga ik er misschien nog wel een stukje over schrijven. Maar zeker weet ik dat nog niet. Maar dan krijg je het citaat over de waterval alsnog. Lewis heeft volgens mij groot gelijk. O ja, in de opsomming van een aantal indrukwekkende voorbeelden uit de natuur dacht ik wel even aan hem. Of waarschijnlijk schreef ik die zin als compensatie.

  2. Grappig, de bovenstaande ‘onbewuste culturele communicatie’ ;-). Ik ben wel benieuwd Jan Dirk, vanuit welke filosofische onderbouwing je uitgaat. Zelf vind ik het denken vanuit de relatie tussen subject en object heel helpend om het ‘redelijke midden’ (en tegenwoordig misschien ook het ‘radicale midden’) te bewaren. Kennis is gebaseerd op de relatie tussen subject en object, niet op subject of object.

    • Beste Jacob, Ik zou eigenlijk niet weten of ik een ‘filosofische onderbouwing’ heb. Ik schrijf meestal al mijmerend op wat ik te zeggen heb en dat is het dan, al zie ik soms wel dat meer uitleg nodig kan zijn of dat er nog veel te zeggen valt.

      Zonder begrippen als subject en object kunnen we moeilijk, maar met je midden en je nadruk op de relatie heb je wel gelijk. In het dagelijks leven zijn beide namelijk verbonden en alleen analytisch halen we ze uit elkaar, waarbij er gemakkelijk iets mis kan gaan.

      Je zou kunnen zeggen dat de hedendaagse nadruk op subjectivisme – het ‘ik vind’ en ‘jij vindt’ – een soort vulgarisering is van een filosofische reflectie op de relatie tussen subject en object. We zijn op de wereld betrokken en pas bij nadere beschouwing ontdekken we de afstand van het subject tot die wereld, waarin hij middenin leeft en mee verbonden is.

      Door te veel nadruk op dat besef krijg je dan dat mensen niet meer ingaan op het waardeoordeel dat voorligt, maar op de persoon van de spreker. In feite laat men zich dan afleiden van waar het om gaat: of dat waardeoordeel gedeeld kan worden, plausibel is en zo meer.

  3. Het thema van de jij-bak was een stokpaardje van Lewis, zij het niet in de vorm die je aan het begin van The Abolition of Man aantreft. Het ging voor hem geloof ik niet zozeer een manier waarop mensen zichzelf “laten afleiden van waar het om gaat”; hij zag hier eerder een bewuste tactiek om eigen & andermans aandacht af te leiden van moeilijke of vervelende vragen, van inconvenient truths in de ruimste zin van het woord. Met dien verstande dat deze tactiek gemakkelijk ontaardt in een automatisme. Hij bedacht er een woord voor: Bulverisme. Zie http://www.barking-moonbat.com/God_in_the_Dock.html, een essay dat eind maart 1941 verscheen. Het eerstvolgende dat hij publiceerde was Screwtape Letter nr. 1, en die gaat ook weer over dit onderwerp. Kennelijk was hij er toen erg mee bezig. The Abolition of Man is van begin 1943.

Trackbacks

Geef een reactie op Arend Smilde Reactie annuleren